31 januari 2014
Met de hier volgende zinnen, waarvan ik om de een of andere
reden vind dat ik ze dringend moet uitschrijven, word ik wakker. Ik sta op,
zoek een stuk papier en iets om te schrijven en noteer (ik pas hier toch wat
eindredactie toe):
Zij wilde mij niet
binnenlaten om mijn tweede boek in ontvangst te nemen omdat zij van oordeel was
dat ik haar in het eerste onrecht had aangedaan. De deur stond op een kier en
vanachter de deur sprak zij mij bestraffend toe. Om zich onaantrekkelijk voor
te doen, droeg zij haar oorbellen op haar neus. Ik probeerde haar nog op andere
gedachten te brengen maar zij was niet te vermurwen. Zelfs mijn zoon, die met
de hele zaak niets te maken had, wilde zij niet binnenlaten. Door de deur voor
mijn neus dicht te slaan, zadelde zij mij op met de vervelende taak hem tekst
en uitleg te verschaffen.