13 februari 2014
Is het toeval? Allicht wel. Dat is het allemaal en je zegt
dus niets bijzonders als je dat zegt. Maar goed, het zal dan wel toeval zijn
dat uitgerekend wanneer ik – in de trein – de eerste notitie van dit
tourverslag aan het schrijven ben, Pia door het gangpad zie stappen. Het is al een hele tijd geleden dat ik haar heb gezien. Ik
groet haar en nodig haar uit om tegenover mij plaats te nemen. Ik had Pia’s vader
kunnen zijn. Ik heb haar eigenlijk nog maar een keer of twee kort aangesproken.
Niet veel meer dan een goeiedag. Haar moeder, Jacqueline, ken ik beter. In een
van de leesclubs die ik begeleid is zij een stille kracht: kort van stof maar
als ze iets zegt, is het meestal pertinent. Een jaar of twee geleden is ze
weduwe geworden. Veel te vroeg en dat is haar aan te zien. Nu lijkt ze zich te
herpakken. Van Pia krijg ik te horen dat haar moeder in heel wat activiteiten
voor senioren betrokken is: reizen, museumbezoek, cursussen kunst- en
muziekgeschiedenis en natuurlijk ook nog de leesclub. Maar mama, zegt de
dochter, neemt te veel hooi op haar vork. Vandaar, leid ik af, dat ik haar het
voorbije jaar een paar keer heb moeten missen. Allicht, zegt Pia, het is allemaal
een beetje te veel voor haar.
Ik vertel Pia dat ik haar vader, Omer, nooit goed heb
gekend. Eigenlijk heb ik hem maar één keer echt ontmoet. Dat was nauwelijks een
half jaar voor hij overleed. Ik stapte langs de Buiten Smedenvest op het
station af, hij kwam uit de tegenovergestelde richting op zijn fiets
aangereden. Ik had hem al van ver herkend: de witte bros, het gedrongen, kracht
uitstralende lichaam. Omer was turnleraar op rust, en duidelijk nog in goede
doen. Sportief uitgedost met fietskledij van prima kwaliteit die was aangepast aan
de nog lage buitentemperatuur. De dure fietszonnebril die hij op de neus droeg,
plantte hij tijdens ons gesprek op zijn voorhoofd. Een helm droeg hij niet.
Overheersende kleur: zwart. Een fraaie alleterreinfiets tussen de sterke dijen.
Omer stopte. Dat had ik niet verwacht. Ik dacht dat het bij
een verre groet zou blijven. Ik heb dat nooit verklaren, waarom Omer stopte. Je
stopt niet voor een kennismakingsgesprek. Halt houd je maar om een al bestaand
contact te verlengen.
We startten een gesprekje, vertel ik nu aan Pia. Zij
luistert aandachtig, kijkt me daarbij opvallend recht in de ogen. Dat slaat me
wat uit mijn lood. Ik herinner me nog, vertel ik haar nu, dat ik haar vader vroeg
of hij vaak fietste. Omer zei dat hij aan het trainen was voor een grote reis.
Naar waar dan wel, was ik zo vrij te vragen. Compostela.