zaterdag 8 maart 2014

tour 2



13 februari 2014

Is het toeval? Allicht wel. Dat is het allemaal en je zegt dus niets bijzonders als je dat zegt. Maar goed, het zal dan wel toeval zijn dat uitgerekend wanneer ik – in de trein – de eerste notitie van dit tourverslag aan het schrijven ben, Pia door het gangpad zie stappen. Het is al een hele tijd geleden dat ik haar heb gezien. Ik groet haar en nodig haar uit om tegenover mij plaats te nemen. Ik had Pia’s vader kunnen zijn. Ik heb haar eigenlijk nog maar een keer of twee kort aangesproken. Niet veel meer dan een goeiedag. Haar moeder, Jacqueline, ken ik beter. In een van de leesclubs die ik begeleid is zij een stille kracht: kort van stof maar als ze iets zegt, is het meestal pertinent. Een jaar of twee geleden is ze weduwe geworden. Veel te vroeg en dat is haar aan te zien. Nu lijkt ze zich te herpakken. Van Pia krijg ik te horen dat haar moeder in heel wat activiteiten voor senioren betrokken is: reizen, museumbezoek, cursussen kunst- en muziekgeschiedenis en natuurlijk ook nog de leesclub. Maar mama, zegt de dochter, neemt te veel hooi op haar vork. Vandaar, leid ik af, dat ik haar het voorbije jaar een paar keer heb moeten missen. Allicht, zegt Pia, het is allemaal een beetje te veel voor haar.

Ik vertel Pia dat ik haar vader, Omer, nooit goed heb gekend. Eigenlijk heb ik hem maar één keer echt ontmoet. Dat was nauwelijks een half jaar voor hij overleed. Ik stapte langs de Buiten Smedenvest op het station af, hij kwam uit de tegenovergestelde richting op zijn fiets aangereden. Ik had hem al van ver herkend: de witte bros, het gedrongen, kracht uitstralende lichaam. Omer was turnleraar op rust, en duidelijk nog in goede doen. Sportief uitgedost met fietskledij van prima kwaliteit die was aangepast aan de nog lage buitentemperatuur. De dure fietszonnebril die hij op de neus droeg, plantte hij tijdens ons gesprek op zijn voorhoofd. Een helm droeg hij niet. Overheersende kleur: zwart. Een fraaie alleterreinfiets tussen de sterke dijen.

Omer stopte. Dat had ik niet verwacht. Ik dacht dat het bij een verre groet zou blijven. Ik heb dat nooit verklaren, waarom Omer stopte. Je stopt niet voor een kennismakingsgesprek. Halt houd je maar om een al bestaand contact te verlengen.

We startten een gesprekje, vertel ik nu aan Pia. Zij luistert aandachtig, kijkt me daarbij opvallend recht in de ogen. Dat slaat me wat uit mijn lood. Ik herinner me nog, vertel ik haar nu, dat ik haar vader vroeg of hij vaak fietste. Omer zei dat hij aan het trainen was voor een grote reis. Naar waar dan wel, was ik zo vrij te vragen. Compostela.