14 februari 2014
Naar de Midi en terug. Dat ‘en terug’ moet erbij want de
enkele reis heb ik al eerder gemaakt. Drie keer zelfs. Telkens keerde wel terug
maar niet per fiets.
Mijn eerste fietsreis dwars door Frankrijk zal mij het
langst heugen. Ik reisde samen met Stefaan en Erwin, in de zomer van 1979. We
hadden net ons laatste jaar humaniora afgesloten, en mijn twee klasgenoten
bleken, toch enigszins tot mijn verbazing, zo gek om in te gaan op mijn
voorstel om met de fiets naar ‘de Provence’ te rijden. Toen had die naam nog iets
mythisch. Ik was er zelf nog nooit geweest – en eerlijk gezegd, het was in die
tijd toch nog een hele onderneming. Bovendien waren we nog maar achttien, we
waren niet in superconditie, we hadden geen perfect materiaal en we waren
volslagen onervaren in het langdurig samen reizen met inzet van toch niet
geringe fysieke inspanningen. Ik denk niet dat een van ons drie vooraf goed
wist waaraan hij begon. Ik had wel al eens met enkele vrienden een meerdaagse
reis naar de Ardennen gemaakt en dat was niet echt goed afgelopen.
We zijn er geraakt. We spoorden van Brugge naar Welkenraedt,
reden per fiets de Hoge Venen over richting Luxemburg-Stad, waar we opnieuw de
trein namen. Ik herinner me dat we die op het nippertje haalden, een lange
spurt dwars door het Groothertogdom was daaraan voorafgegaan. Midden in de
nacht kwamen we in aan in Straatsburg. Op dag twee van onze expeditie ontwaakten
we in een wijngaard net buiten de stad, met uitzicht op de eerste uitlopers van
de Vogezen. We hadden ons daar, zonder onze tent op te zetten, op onze matrassen
te rusten gelegd. Sous la belle étoile:
die uitdrukking kenden we nog van onze lessen Frans. We werden gewekt door een
wijnboer die een eind verderop zijn plantjes met de insecticidespuit aan het
bewerken was en we maakten ons dan ook snel uit de voeten. Negen dagen later
stonden we in Arles. Ik gaf mijn fiets mee met de auto (plus chauffeur
uiteraard) waarmee mijn vrienden terug naar huis reden (ze zouden een lekke
band krijgen in Loppem), en vergezelde Benoît, met wie we voor we vertrokken in
Arles hadden afgesproken, op een lange autostopreis. Na drie dagen liften strandden
we in Dijon of Nancy, dat weet ik niet meer precies. Een beetje voorbij de plek
waar we een hele voormiddag vergeefs hadden staan duimen troffen we een
rugzak-Zweed die er al twee dagen stond. Daardoor verloren we de moed. Met onze
laatste centen konden we een treinticket richting Brugge kopen.
De tweede fietsreis die ik naar het zuiden maakte, was samen
met Gerd en Benoît, dezelfde met wie ik meer dan twee decennia eerder
autostoppend was teruggekeerd. Guy en Dirk vergezelden ons op onze eerste
etappe tot in Lens. Zij keerden de volgende dag terug. Met zijn drieën reden
wij dan verder, dag na dag onze intrek nemend in op voorhand bestelde hotels. Stevige etappes waren het,
van gemiddeld 150 kilometer. We trokken door Bourgondië en fietsten dwars door
het Centraal Massief, richting onze eindbestemming: Saint-André-de-Buèges in
een klein dal parallel aan dat van de Hérault, in de Cevennen, op ongeveer 30 kilometer
van Montpellier. We keerden terug in een van de auto’s van de vrienden die na
ons aankwamen op dat adres en met wie we een week samen ‘op mannenreis’ waren.
De derde en voorlopig laatste fietsreis zuidwaarts vond
plaats in 2005. Dit keer reisde ik samen met Guy, dezelfde die ons op de eerste
dag van mijn tweede reis tot in Lens had vergezeld, Geert en Jo. We hadden het
gezelschap van twee begeleiders, die we Janssen en Janssens noemden en die ons
met een bestelwagen volgden, bevoorraadden en de weg wezen. De aanleiding van
de reis was een toogweddenschap die Geert was aangegaan tijdens een van zijn
talrijke bezoeken aan De Scheve Zeven in Zomergem. Geert werkte in die tijd
voor een oliemaatschappij in Marseille en hij had gesteld dat hij in plaats van
elke week met het vliegtuig naar ginder
te reizen hetzelfde traject eens met de fiets zou doen. Dat was enigszins
onbesuisd want hij had niet, en heeft nog altijd niet, wat je noemt de ideale
maten om een toch niet geheel plat land als Frankrijk te doorkruisen. Manager
als hij is, wist hij zich stevig te omringen met enkele gelegenheidsfietskompanen.
Dat waren wij dus. Bij het vertrek in Zomergem had Jo een journalist van de
streekbladzijde van Het Nieuwsblad
opgetrommeld: er is effectief een foto van het reis- en uitwuiversgezelschap in
de krant verschenen! Twee dagen later viel Geert in volle afdaling over een
hond die uitgerekend op dat ene fatale ogenblik dat wij er passeerden de straat
overstak – voor hem was de reis afgelopen. Hij is wel nog in een huurauto
meegereden tot in Marseille.