wolkenfragmenten
uit Miguel Declercq, Wat Chloë overkwam
1024
Ze had de teint om jeans te
dragen: het oranje van haar hiel vond zijn perfecte tegenbeeld in het gebroken
blauw van de spijkerbroek. Een katoenen topje hing erboven als een wolkbreuk
die beloofde los te barsten. (15)
1025
Buiten worden regenwolken
door de zeewind opgejaagd. (30)
1026
Ik draai me om en kijk naar
buiten. Grijze wolken. Grijze huizen. Grijze straten. Grijze stad.
(30)
1027
De wolken ballen zich
nu dreigend samen, roffelen en breken; druppels regen vallenneer. (32)
1028
Het is bij zessen en de zon
hangt als een muntstuk in de lucht, versluierd door het wolkendek. (35)
1029
De verte toonde alweer een
lading wolken, onyxgrijze deze keer, die ongetwijfeld ook vannacht de
daken zullen testen. (39)
1030
De zon verscheen bij
tussenpozen, ogenschijnlijk tot de vele wolkenslierten weer
aaneengeschakeld waren. (48)
1031
Ik ging naar binnen, sloot de
deur, maar hoorde nog hoe plotseling de hemel brak en regen uit de wolken
blies. (49)
1032
De lucht was heiig en werd
dreigend. Blauwe wolken (die pastelkleur van behangpapier en
badproducten) pakten zich eerst langzaam, dan wat sneller tot een diepblauw
laken samen, wat gepaard ging met een bries die aanzwol tot een rukwind. (60)
1033
Het was een mooie, maar geen wolkeloze
dag. (70)
1034
De blauwe en fluweelachtige
schemer van een door een wolk belaagde zon woei de gebarsten raampjes
binnen. (70)
1035
Terwijl ik op mijn doel
afliep, nam ik een plukje tabak en een vloeitje, en begon ik me een shag te
rollen, maar ook dat zat me niet mee: de nimbostratuswolken, die
gestadig waren toegenomen, braken open en verknoeiden het geknutsel van mijn
handen. (71)
1036
Buiten hield de druilerige
regen aan en de opeengepakte wolfraamgrijze wolken riepen al de aanblik
van de avond op, alsof de wereld in de marge van de dag gedwongen werd. (73)
1037
Daarmee zou ook de richting van
de tijd veranderen: een berg zou groeien uit zijn gruis, de regen zou van het
wegdek naar de wolken sijpelen. (127)
1038
Je kijkt en ze verandert al:
ze knippert met de ogen, haar pupillen worden groter (een cement-, of was het
mortelgrijze wolk schuift onopvallend voor de zon), een rozengeur waait
aan en doet haar neusvleugels bewegen, in de verte klinkt gehamer en dus spert
ze ogenblikkelijk de oren. (132-133)
1039
Zo gaat de wereld voor je
open: als een wolkbreuk, een concertzaal na de stilte. (142)