Rond het plein voor de San Girolamokerk leken de daken eerder bruin dan rood, bijna zwart, doordat ze nog nat waren van de regen.
Voor de deur van de kleuterschool trof ik Cenzo, de
krantenverkoper. Ik stond stil om de Padano
te kopen.
‘Hoe doet S.P.A.L. het dit jaar?’ vroeg ik hem. ‘Denk je
dat we in B komen?’
Hij keek me nors aan, bang misschien dat ik een loopje
met hem nam. Hij stak me de dubbelgevouwen krant toe, gaf geld terug en ging
weg, luidkeels het nieuws uitschreeuwend.
‘Opzienbarende nederlaag van Bologna in Turijn! S.P.A.L.
ongeslagen terug uit Carpi!’
Terwijl ik de sleutel in het slot van de poort stak
hoorde ik nog zijn stem door de verlaten straten galmen.
Boven vond ik moeder in een opgewekte stemming. Mijn
broer Ernesto had een telegram gestuurd uit Parijs, met de mededeling dat hij
die avond terug zou zijn in Italië. De volgende ochtend zou hij in Milaan
doorbrengen en tegen de avond dacht hij in Ferrara aan te komen.
‘Weet vader het al?’ vroeg ik, een beetje geïrriteerd
door haar tranen van vreugde en zonder op te kijken van het gele
telegrampapier.
Giorgio Bassani, De
gouden bril, in Verzameld werk. Het
verhaal van Ferrara, 237