23 januari 2014
Ik moet dringend eens nadenken over de manier waarop ik met mijn
tijd omspring. De jaren gaan alsmaar sneller voorbij, ik word straks 53 en weet
niet hoelang ik nog over al mijn geestelijke vermogens zal beschikken (of toch
over voldoende om er iets mee aan te vatten) en er is nog zoveel te doen. En er
is van alles te veel.
Gisterenavond moest ik het verzoek van een vriend weigeren
om een manuscript na te lezen en hem daarbij ook nog eens van feedback te
voorzien. Ik had het graag gedaan, voelde me gegeneerd door mijn weigering want
dat is nu ook weer niet wat ik onder vriendschap versta en wat ik een vriend
zou willen zien doen indien ik hem hetzelfde verzoek zou toezenden. Ik
excuseerde mij uitvoerig, wel wetend dat het misschien niet echt nodig was en
dat mijn vriend mijn argumentatie zou begrijpen. Maar toch.
Wat was dan die argumentatie? Overbevraagd, te veel aan mijn
kop, geen tijd.
En zeurend op de achtergrond, steeds weer, dat steeds
schriller klinkende, op den duur beklemmende stemmetje dat mij vermanend en zelfs verwijtend toespreekt:
‘Wanneer val jij eens een vriend met een dringend manuscript op zijn dak?’