15 februari 2014
Die laatste reis van de drie waarbij ik Frankrijk van noord
naar zuid met de fiets heb doorkruist, die naar Marseille van 2005, was de enige waarvan
ik het vooropgestelde traject niet volledig heb afgelegd. Ergens tussen de
Drôme en Carpentras, er waren al lavendelvelden, herinner ik me, was de
temperatuur zo hoog opgelopen, dat ik het echt niet gezond meer vond. Het was
meer dan 35 graden, misschien wel 40 in de zon. Waar er moest geklommen worden,
voelde ik mijn hart te keer gaan. Ik ben dan maar in de auto gestapt waarin
Geert ons na zijn valpartij in de Thiérache had gevolgd – waarin hij ons ook
vooruit was gereden, waarmee hij boodschappen had gedaan en ons had bevoorraad –
om er niet eerder weer uit te komen dan wanneer de weg opnieuw wat vlakker
liep. Guy en Jo bleven doorfietsen en
waren daardoor de enige van de vier die in Zomergem waren vertrokken die in
Marseille konden zeggen dat ze de hele weg op twee wielen hadden afgelegd.
En waar waren Janssen en Janssens gebleven, de twee heren
die voor de logistieke ondersteuning hadden moeten zorgen? Wij hadden ze met
vriendelijke doch stille aandrang hun congé gegeven. Het was al snel duidelijk
geworden dat ze niet tegen de taak opgewassen waren. Ze wachtten tot het
sluitingsuur om boodschappen te doen, ze wachtten ons op plekken op waar we al
gepasseerd waren of waar we nooit zouden passeren, ze wezen op kruispunten de
verkeerde richting aan. Eén hilarisch beeld. We zien ze in de verte op een
kruispunt staan, de ene wijst naar links, de andere naar rechts. ‘Het is
rechtdoor,’ sist Geert (die op dat moment nog niet gevallen was). En wij rijden
dus met een rotvaart, wind in de rug, rechtdoor, met achterlating van onze twee
verbouwereerde wegwijzers.