13 februari 2014
Het voornemen rijpt. De zelfovertuiging wordt stilaan een
vooruitzicht, de beduchtheid een verlangen.
Ik weet al een tijdje dat ik tussen 28 april en 23 mei 24 dagen volledig vrij ben. Geen verplichtingen, niets, alle tijd voor mezelf. Vooralsnog oningevuld en zonder bestemming. Een ongekende luxe. Dat realiseerde ik me nog niet zo lang geleden pas goed: het ligt niet in mijn aard lang vooruit te kijken.
Ik zou die drieënhalve week rustig kunnen doen wat ik gewoon
ben te doen als ik niets te doen heb (maar ik heb altijd vanalles te doen):
lezen, schrijven, foto’s, de blog… De dagelijkse zorgen en besognes zouden ook
dan wel opdringerig in de rij komen staan en om aandacht en tijd smeken. Ik zou
van hot naar her gaan en vele uren in mijn woning doorbrengen: met mijn
geliefde boeken, achter mijn computer en kookpotten, samen met S. en alleen, en
af en toe eens iemand anders zien. Dan gaan de dagen voorbij zoals ze meestal
voorbijgaan en hoewel ik er vaak wel iets aan overhoud – een tekst, een
lectuurervaring, een film die we hebben gezien of een wandeling die werd gemaakt,
een foto of twee – gelijken ze toch heel erg op elkaar. Dit keer zal het ook
wel anders zijn want eind april zal S. nog maar net verhuisd zijn en er zal
zeker wel een en ander te doen zijn in en aan het nieuwe huis.
Maar dat wist ik een maand of twee geleden nog niet. Toen, eind
vorig jaar dus, was het dat het idee begon te rijpen om met die maand van
gedwongen, maar daarom niet onwelgekomen, vakantie iets ánders te doen, iets
bijzonders, iets wat ik altijd al heb willen doen, iets wat er nooit van
gekomen is. Behangen en schilderen doe ik dan wel in de paasvakantie.
Ik ga op reis. Zei ik tot mezelf. En wel alleen.
Ik ben 52 en heb nog nooit langer dan vier dagen alleen
gereisd. Straks is het te laat om daar verandering in te brengen.