woensdag 26 maart 2014

tour 6


18 februari 2014

Van de terugkeer van de Marseillereis staan mij enkel nog wat flarden voor de geest. We nemen afscheid van Martin, de al wat oudere collega van Geert die ons de voorbije dagen zijn stad heeft laten zien. Samen met zijn vrouw, die eigenlijk ziek is maar dat wist ik toen nog niet, zitten we in de avondlijke Vieux Port achter een bouillabaisse. De visbereiding is, om het zacht uit te drukken, niet optimaal. Na het afscheid, kort en bondig, installeren we ons in de groene Volkswagen-bestelwagen van Guy. We zijn met drie: Jo is eerder op de dag al vertrokken met de TGV. Janssen en Janssens zijn al een paar dagen uit beeld verdwenen, ik weet niet meer hoe of waar. Misschien staan ze nog op een kruispunt de weg te wijzen. Ik herinner me hoe we ergens ter hoogte van de onmetelijke industrieterreinen ten noordwesten van Marseille de snelweg opdraaien. Heel Frankrijk strekt zich voor ons uit. Duizend kilometer. Dat is tien keer honderd. We spelen voor de zoveelste keer de cassettes met De Palmas en Cabrel af – die twee artiesten hebben mij sindsdien nooit meer verlaten. Les lois de la nature. Thuis wachten mij belangrijke beslissingen. Het wordt donker. Ik probeer een comfortabele houding te vinden, achterhoofd tegen het ruitje van de zijdeur. Valence, Lyon, Macon, Dijon, Langres: de gekende litanie van de terugkeer. Guy – of was het Geert? – rijdt vlak voor het ochtendgloren dwars door Parijs. Ik open mijn ogen: glimmende kasseitjes, een grote rotonde, enkele auto’s. Paris s’éveille maar ik val opnieuw in slaap en daardoor is het later op de vroege ochtend als een droom: zijn we echt door Parijs gereden? Van de laatste uren door het noorden herinner ik me niets. De slagvelden van Albert, Arras. Thuis wacht een ander slagveld – ik kan het nog niet overzien. De herinneringen aan deze reis raken snel bedolven.