ARREN MOEDE
Je zou soms de
joker moeten kunnen inzetten – maar er zijn van die situaties. Niet voor alles
bestaat een joker. En dan doe je maar iets, omdat het beter is dan niets en er
geen betere middelen voorhanden zijn.
Voorwaarde is wel
dat je weet wanneer je hem moet inzetten als je er een ter beschikking hebt.
Mensen van mijn
generatie – gek, ik begin die uitdrukking steeds vaker te gebruiken; als je
jong bent doe je dat niet; alsof je maar van generaties spreekt in
retrospectief – mensen van mijn generatie zullen zich, toch als het Vlaamse
mensen zijn wier ouders over een televisietoestel beschikten, maar ik spreek
over de late jaren zestig-begin zeventig, dus dat zal dan waarschijnlijk wel
het geval zijn geweest… – ik herneem: Vlaamse mensen van mijn generatie,
geboren in het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw, zullen zich vast en
zeker het televisieprogramma Spel zonder
grenzen herinneren. Die mensen weten nu wellicht al wat ik in dit lemma,
dat ik met een opmerking over het inzetten van jokers aanvatte, zal vertellen.
In Spel zonder grenzen namen landenteams
het tegen elkaar op in een competitie die bestond uit allerlei dwaze spelletjes
zoals elkaar, gekneld in een autoband en strijdend op een met bruine zeep
ingesmeerde tatami, de loef afsteken, met water gevulde houten tobben over
concurrerende ploegen uitstorten, met een reuzebal cyclobal spelen op
driewielers met wielen van ongelijke grootte, enzovoort. Je kon het zo gek en
dwaas niet verzinnen, of de bedenkers van de spelletjes waren jou al voor
geweest. ’t Waren de beginjaren van de kleuren-tv, dus werd er bij de opbouw
van de bordkartonnen decors kwistig en zonder al te veel zorg voor coloristieke
harmonie met kleurenverf gesmost. De spelleiding was in handen van twee
zebra’s, ik bedoel een als ijshockeyscheidsrechters uitgedost arbitrageduo
afkomstig uit een of ander niet nader genoemd belastingparadijs. België (toen
was van Vlaanderen nog geen sprake) eindigde steevast laatste of, als het een
keer niet over de hele lijn slecht afliep, voor- of derdelaatste.
Een van de
verklaringen hiervoor was: domheid.
De Belgen kregen
immers het jokerreglement nooit echt goed onder de knie. De joker, die goed was
voor een verdubbeling van de behaalde punten, kon je in één van de spellen (manches) inzetten. Dat kon je uiteraard het
best doen in een spel waarin geen enkel ander land zijn joker inzette. Dat kon
je echter niet op voorhand weten; je maakte het meeste kans als enige je joker
in te zetten in wat je als het moeilijkste spel beschouwde. Maar ook dat was
niet zeker want ook de anderen konden die redenering maken. Enfin, dat was in
elk geval een spannend spelelement. In elk spel was er telkens een land dat
vrij was, dat niet mee mocht doen en dan van op de zijlijn mocht toekijken hoe
de anderen een terugkaatsende boksbal tegen hun kop kregen, een reuzegroot
kaartenhuis deden instorten vlak voor ze de laatste kaart hadden geplaatst,
pijnlijk uitgleden op een schuin vlak en onherroepelijk tussen andere gesjeesde
kandidaten in een met een niet nader genoemde maar in elk geval bijzonder
smeuïge slijkgroene (kleuren-tv!) substantie gevuld bad terechtkwamen. Waarin
ze, alvorens zelf slijkgroen gekleurd terug boven te komen, uiteraard eerst
volledig kopje onder gingen. Enzovoort enzovoort, zo’n Spel zonder grenzen-avond diende uiteraard goedgevuld te zijn met
luim en jool. Het valt nu nog maar moeilijk voor te stellen maar de mensen
bleven er indertijd voor thuis.
Wat je niet mocht
doen, was je joker inzetten in het laatste spel. Dat was het enige waarin álle
landen aantraden en de behaalde punten werden er sowieso dubbel geteld.
Dan zullen we
onze joker in dat laatste spel inzetten, dacht dus de Belgische delegatie, die
het reglement niet tot in de allerkleinste lettertjes had gelezen. Twee keer
dubbel, dat is maal vier: daar zal niemand aan gedacht hebben!
Wij, thuis
gezellig voor de buis gezeten, zoals op datzelfde ogenblik een paar miljoen
andere Vlamingen en over heel Eurovisie-Europa ongetwijfeld vele tientallen
miljoenen voltallige huisgezinnen, zagen het aankomen. Maar toch vooral wij,
wij die ons vereenzelvigden met onze ploeg, met de pijnlijke afgang waarop onze
ploeg afstevende, met de gêne die ons bekroop toen het scheidsrechterlijke duo
in het wit-zwartgestreepte T-shirt (met borstzakje, waarin steevast een dure
chronometer of een opschrijfboekje stak) onze delegatieleider bij aanvang van
het laatste reguliere spel erop attent maakte dat België de joker nog niet had
ingezet. Een van die twee scheidsrechters heette – heel toepasselijk – Gennaro.
Onze gegeneerdheid zat al in die man zijn naam ingebakken. Jan Theys, de
BRT-commentator die ons de hele avond met zijn voorgewende betrokkenheid
enthousiast had proberen te maken, maar die ook zijn wrevel niet had kunnen
wegstoppen toen stilaan bleek dat de hoogste eer ook deze keer weer niet zou
worden behaald; Jan Theys, die ooit live, met microfoon en al (die waren toen
nog niet draadloos) in een van die ellendige waterbaden sukkelde en dat
helemaal niet prettig vond; Jan Theys dus zag het aankomen en zei: ‘Zeg dat het
niet waar is, wij denken dat wij de joker in het laatste spel mogen inzetten,
maar, beste kijkers, dat mag helemaal niet! Dit is het laatste spel waarin wij
de joker kunnen inzetten. Als wij het nu niet doen, zijn we hem gewoon kwijt!’
‘Ai-ai-ai’, zuchtten wij gezamenlijk voor de buis. Wij hadden het eerlijk
gezegd ook zien aankomen, maar bescheiden en dociel als wij waren, hadden wij
tot op het moment dat Jan Theys begon te zuchten de mogelijkheid niet
uitgesloten dat niet de Belgische delegatie maar dat wij ons vergistten: in die
tijd ging er van de tv een nog ongecontesteerd gezag uit. (Ook dat kunnen wij
ons heden ten dage nog maar moeilijk voorstellen!)
Gennaro en zijn
kompaan (wiens naam ik vergeten heb maar het moet op Wikipedia zeker
gemakkelijk terug te vinden zijn, en wie weet, misschien zijn er nog wel
fragmenten van die op Europese schaal georganiseerde lol terug te vinden op
YouTube); Gennaro en zijn kompaan dus overlegden druk, en riepen na een ellendig
lange stilte, die zelfs praatvaar Jan Theys maar met de grootste moeite wist te
overbruggen – het scheelde geen haar of de BRT had ons het
‘Interludium’-pancarte voorgeschoteld –; Gennaro en zijn kompaan dus riepen de
Belgische delegatieleider bij zich en wezen hem op het onherroepelijke verdict.
Waarna de
Belgische delegatie uit arren moede in dat laatste spel, waarin het helemaal
niet uitblonk, haar joker inzette.
Met de gekende
gevolgen.
Toen de meeste
lol ervan af was en de meest vooruitstrevende Eurovisie-televisielanden zich
aan andere rotzooi waagden, kon je het spelprogramma nog wel eens zien opduiken
in achtergebleven contreien. Dan namen landen als Portugal of Malta het op
tegen obscure Balkanstaten, voor zover die al niet in een bloediger spel met
elkaar verwikkeld waren. Een waarin geen jokers konden worden ingezet.