Overdrijven is onmogelijk
Een dolle, drie uur durende rit. Geen seconde verveeld –
op die ene passage na waarin Scorcese een persiflage afsteekt op de platte
leute die waarschijnlijk in dwaze Amerikaanse series schering en inslag is:
wanneer stockbroker Jordan Belfort (Leonardo
DiCaprio) compleet stoned naar zijn dure Lamborghini kruipt en die vervolgens
glorieus in de prak rijdt – dat had voor mij niet zo uitgebreid gehoeven. Maar
voor de rest: aan tempo geen gebrek.
Dit is dus Scorceses The
Bonfire of the Vanities, zijn antikapitalistisch
manifesto. The Wolf of Wall Street is
een genadeloze zedenschets van het compleet gedegenereerde casinokapitalisme en
alle uitwassen waartoe het aanleiding heeft gegeven, geeft en zal geven. Alle
seks en drugs ten spijt, en alle denkbare andere ondeugden die, naar
Amerikaanse normen gemeten, nogal vrijmoedig aan bod komen, ik denk niet dat
hij heeft overdreven. Bovendien, en dat is een zo mogelijk nog opvallender
kwaliteit: nergens moraliseert
Scorcese. Hij toont en veroordeelt, dat wel – maar hij doet dat op een cynische
en ook grappige manier, waardoor zijn ‘boodschap’ verteerbaar wordt.
Maar ja, als de wereld werkelijk is zoals hij hier wordt
getoond, kan er dan nog van een ‘boodschap’ sprake zijn?
De ‘wolf’ van Wall Street is, in zijn groei naar het hoogtepunt van zijn rijkdom, sexappeal en macht (een
onlosmakelijke drie-eenheid), het summum van bewijs dat The American Dream hout snijdt. (Op een gegeven ogenblik brult Jordan
Belfort, als CEO van de firma Stratton Oakmont, zijn beate ‘medewerkers’ in
ware televisiepredikantenstijl toe: ‘Stratton is America.’ Explicieter kan het niet.) Minder propagandesk in
dienst van de illusie is daarentegen de neergang,
die we óók te zien krijgen. Mocht het daarbij gebleven zijn, de film zou wel
moraliserend zijn geweest. Maar daarna, pas dan, wanneer de gevallen held
opnieuw overeind krabbelt, komt Scorceses werkelijk kritische houding op de
proppen. Hij laat zijn held recidiveren:
met dezelfde retoriek, met dezelfde ongebreidelde hebzucht, met dezelfde holle
kreten, met dezelfde machtshonger en met hetzelfde rücksichtlose streven als bij de aanvang. Het enige wat is
veranderd, is dat hij nu geen verkoper meer is maar verkoopinstructeur: vanuit de opgedane ervaring als crimineel (en in de
gevangenis) gaat hij zich erop toeleggen nieuwe wolvenroedels klaar te stomen –
hij leert ze hoe ze gebakken lucht moeten verkopen, hoe ze zich niets moeten
aantrekken van de werkelijke noden van de mensen die ze moeten en willen
bedriegen, hoe ze desnoods over lijken moeten gaan, hoe ze op hun beurt kunnen
bijdragen tot de dictatuur van het kapitalisme.
*
Een van de sterke kanten van The Wolf of Wall Street is de visuele kracht die van deze film uitgaat.
Scorcese weet bijzonder goed hoe hij poeha, drukte, beate gehoorzaamheid,
retorisch geweld, hebzucht, decadentie enzovoort in beeld moet brengen. De
sequenties in het landschapskantoor van Stratton zijn weergaloos: we krijgen
een zorgvuldig uitgekiende choreografie van druk gesticulerende brokers te zien
waarin de camera na in dat kantoor tussen frenetiek van plaats verwisselende
acteurs een hele omzwerving te hebben gemaakt onvoorstelbaar precies getimed op
het juiste moment op de juiste plek uitkomt: right in the face van DiCaprio, die aan een speciaal tot ons,
kijkers, gericht peptalkje begint. De toespraken van CEO Belfort, overigens,
zijn meesterlijk – meesterlijk in beeld gebracht maar zeker ook meesterlijk in tekstueel-retorisch
opzicht. En ze worden werkelijk schitterend vertolkt door DiCaprio, die hier
waarschijnlijk een van zijn grootste prestaties heeft neergezet. Zo is ook de dialoog aan
boord van Jordans luxejacht weergaloos. Onze wolf probeert, na eerst twee
schaars geklede decorstukken te hebben gevraagd om even de grote mensen,
mannen, alleen te laten opdat die in alle ernst zouden kunnen praten, twee
agenten van de FBI om te kopen.
Wat mij ook zal bijblijven, zijn de shots van de beate en
verdwaasde massa’s brokers, die zien waar ze voorlopig nog niet bij kunnen, die
kwijlen voor het charisma en de macht die ze – aangezien de happy altijd few zijn – allicht nooit zullen bereiken. Zo is het allerlaatste
shot indrukwekkend. We zien Jordan Belfort als verkoopinstructeur een volle
zaal toespreken. Show me how you do sell
me a pencil vraagt hij aan de eerste in de voorste rij. Knullig antwoord.
Hij herhaalt de vraag aan het tweede slachtoffer. Even knullig. Die twee zullen
het nooit maken, dat wéét je. Dan komt de derde. Enzovoort. De camera treedt
terug, gaat de hoogte in en toont ons
een hele zaal van smachtende, domme, hebzuchtige sukkels.
En dat beeld doet mij dan denken aan dat bekende
schilderij van Giuseppe Pellizza da Volpedo, een icoon van de linkse kerk dat
‘in mijn tijd’ in postervorm menig studentenkot sierde: een falanx van
misnoegde en strijdlustige arme mensen treedt naar voren en is duidelijk
bereid om te strijden voor een ideaal dat niet bestaat uit het verwerven van
zoveel mogelijke rijkdom voor één individu maar wel uit het verwerven van een
menswaardig bestaan voor zoveel mogelijk lotgenoten. Ik weet niet of Scorcese
deze associatie heeft beoogd. Het zou mij eerlijk gezegd verwonderen. Maar het
doet er niet toe, hij heeft zijn point gemaakt
en ik máák de associatie.
De ‘misdaadkomedie’ The
Wolf of Wall Street is een prima tijdsdocument. In een doorgedraaide,
overdreven tijd kunnen tijdsdocumenten nauwelijks overdreven zijn.