woensdag 12 februari 2014

mijn woordenboek 370



ARISTOCRAAT

Uiteraard ben ik een democraat.

Dat zei X me tijdens nog maar eens een zeurderig gesprekje over niets minder dan de teloorgang van onze westerse beschaving. We zaten op café. Onze maandelijkse afspraak, neutraal terrein. Geen vrouw in de buurt. Ik wist dat er een ‘maar’ zou volgen. De uitspraak was affirmatief, maar er klonk toch iets in door als ‘Ik ben geen antidemocraat, maarrr…’. Zoals in ‘Ik ben zeker geen racist, maarrr…’
Maar goed, laat ons eens luisteren naar wat X te zeggen had, na dat ‘Uiteraard ben ik een democraat’.

Hoewel, dat ‘uiteraard’ gebruik ik hoe langer hoe meer met een zekere aarzeling. En dat ‘zekere’ gebruik ik in combinatie met ‘aarzeling’ dan weer niet omdat ik mij achter vaagheid wens te verschuilen maar omdat ik er wel degelijk zéker van ben, van mijn aarzeling.

Uiteraard, zeker, aarzeling: ik heb het nooit evident gevonden om X in alles te volgen.

Ik noem mijzelf nog altijd een democraat maar ik twijfel.

Dat klonk tenminste stellig, dat gaf houvast. Ik durfde me in het ongewisse te gooien en vroeg waarom en waaraan hij twijfelt. ’t Is alsof ik de kurk uit een overvol vat trok. X was niet meer te houden. Hij stak van wal.

Ik twijfel steeds meer aan het vermogen van iedereen – ook de minus habens, ook de verstokte antidemocraat, ook diegene die van een minderheid deel uitmaakt, en zelfs van diegene die tot de meerderheid behoort – om naar behoren te profiteren van ons democratisch bestel, er actief deel van uit te maken en er op een constructieve manier toe bij te dragen. En tegelijk raak ik, aan de andere kant van het spectrum als het ware, steeds meer overtuigd van de noodzaak van een aristocratisch reveil. Ik bepleit geen terugkeer naar een hiërarchische wereld waarin een bloedelite op de kap van de massa alle macht naar zich toetrok, maar ik betreur het dat samen met de aristocratie een aantal waarden zijn teloorgegaan die wij nu node missen.

Dit komt hard aan. Dit is een provocatie. X raakt aan een taboe.

Ik wil niet terug naar de negentiende eeuw. Ik wil niet alle macht in een oligarchie concentreren. In mijn democratie hoort niemand méér te zeggen te hebben dan de eerste de beste, en ook de slechtste, proleet.

Hoewel, hoewel…

Neen, ik wil terug naar een samenlevingsvorm waarin bepaalde kwaliteiten die het menselijke leven boven dat van de beesten uittillen beter behoed worden voor de inflatie die, laten we wel wezen, in onze door de economie gestuurde democratieën – die welbeschouwd dus geen democratieën zijn maar wie valt daarover? – alles wat van waarde is aantast. Ik geloof dat een hiërarchisch opgebouwde maatschappij, zoals deze waarvan ik het verscheiden hier betreur, betere garanties inbouwt om deze kwaliteiten te bewaren en te doen gedijen. Ik geloof dat er zoiets bestaat als een elite, meer nog, ik geloof dat de elite ook haar rechten heeft, dat zij bestaansrecht heeft.

Sla X nu maar in de boeien met zijn geloofbelijdenis. En dan die woordkeuze: oligarchie, hiërarchisch, verscheiden… Zo nuffig. Kunnen we nog enige nuancering verwachten?

Ik denk in sociaal-economisch opzicht progressief, laat dat duidelijk zijn. Niet omdat ik meer welvaart wil voor iedereen – dat is in deze wereld niet langer verdedigbaar – maar omdat ik vind dat de ongelijkheid tussen rijk en arm, en dus kansarm, te groot is geworden. We moeten dringend herverdelen. Ik ben ervan overtuigd dat de wereld waarin wij leven, toch die van vóór de sociale afbraak die nu volop is ingezet, de best mogelijke is, of beter was: nooit eerder kregen zoveel mensen zoveel kansen op sociale promotie en bereikten ze een zo hoge graad van welvaart en zo gunstige hygiënische omstandigheden. Laat over mijn aristocratische gezindheid op dat vlak dus geen misverstand ontstaan. De verdeling van de middelen kan nooit democratisch genoeg zijn.

Middelen. Welke middelen?

Alleen, de manier waarop die verdeling van de middelen tot stand is gekomen… Industrialisering, uitbuiting, kinderarbeid, slavernij, vervuiling, kolonialisme, uitputting van de grondstoffen, corruptie, casinokapitalisme…: het is geen fraai palmares. Daarom was met de pre-industriële standenmaatschappij, met haar in hoge mate autarkische, uitgebalanceerde economie van gilden, geavanceerde landbouwtechnieken en ambachtelijkheid, zoals die bijvoorbeeld in Engeland of de Nederlanden tot bloei kwam, wellicht een hoger beschavingspeil bereikt. Maar goed, de maatschappelijke ongelijkheid zal in die tijden wel te groot zijn geweest – in elk geval in die mate te groot dat wie het ongeluk had aan de onderkant van de samenleving te zitten niet de kans kreeg om zich daaruit op te tillen.

Manmanman, weet jij wel wat je zegt? Waarop stoelt dit allemaal?

Daar staat dan weer tegenover dat velen uit de onderlaag misschien wel een betere bescherming genoten terwijl ze nu, in onze bikkelharde, neoliberaal georganiseerde maatschappij, een vogel voor de kat zijn en veelal kans- en illusieloos naar lichtbakken zitten te staren.

Die zit. X raast maar door. Hij is niet te stoppen.

In cultureel opzicht ben ik een conservatief. De ongelijkheid tussen mensen is op dat vlak onuitwisbaar. Meer nog: het is absoluut onwenselijk om in intellectueel, artistiek en cultureel opzicht anti-elitair te zijn. Hier kan democratisering niet anders dan vervlakken. Uitvlakken. In cultureel, artistiek en intellectueel opzicht moet de elite alle kansen krijgen om zich te ontwikkelen, zij is een minderheid die het verdient te worden beschermd. Nooit ten koste van de meerderheid, dat nu ook weer niet. Maar zij heeft wel recht op ondersteuning en respect. Zij mag in elk geval niet worden gediscrimineerd, weggehoond en gecensureerd, zoals nu maar al te vaak het geval is.

Daar heb je een punt, X. Als ik een pint op heb, begin ik ook dat soort dingen te dongen.

Ja, ik heb het over de zogenaamd hoge cultuur: van filosofen, wetenschappers, schrijvers, kunstenaars, topmusici, enzovoort, krijgen wij veel te weinig te horen in de zogenaamde populaire media. Het volk heeft geleerd om voor die mensen de neus op te halen. Het woord ‘volksverheffing’ klinkt als een rauwe vloek in de kijkcijferkerk van media en amusement. Anti-intellectualisme is de norm.

Patron, schenk ze nog eens vol.

De intellectuele en artistieke elite moet haar bestaansrecht en bestaansmogelijkheid heroveren: zij hoort de kans te krijgen om de idealen ontwikkelen die de gemeenschap kunnen verheffen, en die het volk, die zij tevens de last van het nadenken en het maken van keuzes bespaart (hoe genereus!), een spiegel voorhouden van uitmuntendheid en vervolmaakbaarheid en van al wat nastrevenswaardig is.

Dat is gesproken.

Ook deze vorm van aristocratie, de adeldom van de geest, is elitair en dus gestoeld op een hiërarchie, en dus op een machtsverhouding. Zij kan enkel gedijen in een maatschappij waarin kinderen opnieuw kinderen zijn en volwassenen opnieuw volwassenen. Waarin zin bestaat voor rangorde en evident gezag. Waarin de vaders opnieuw een plaats hebben. En waarin de ondergeschikten in het volste vertrouwen en met respect voor de welwillende autoriteit die zij dienen hun ondergeschiktheid aanvaarden en daar het comfort van inzien.

Heuh?

Maar mijn pleidooi voor een heraristocratisering van de geest betreft ook een aantal materiële aspecten. Ik zou graag een herstel en een herwaardering zien plaatsvinden van vormelijkheid, stijl en etiquette. Jawel, ik heb het over smaak en omgangsvormen. Die zijn nuttig als het erop aankomt de goorheid en vergankelijkheid van het bestaan minder stuitend, aanvaardbaarder te maken. Wie zijn ondergang en dood met een rechte rug en een opgericht hoofd tegemoet kan treden, is meer mens. Ook dit is: adeldom van de geest. Maar ik weet: zoiets is enkel mogelijk als de primaire nooddruft is gekeerd.

Op een versgetapte pint hoort een mooie schuimkraag te staan.

Dat zou voor iedereen moeten kunnen, maar helaas, wij weten dat dit niet mogelijk is. Toch heeft het zo zijn voordelen dat er mensen zijn die, doordat ze zich de luxe kunnen veroorloven zich te laten bedienen, tijd overhouden om zich – liefst op een esthetisch verantwoorde manier – met essentiële zaken bezig te houden. Essentiële zaken van culturele, artistieke of levensbeschouwelijke aard welteverstaan. Wie zal er over de zin van het leven nadenken als er niemand verder komt dan de strijd om het overleven? We zouden er beter aan toe zijn indien er een klasse van bekwame mensen verfijnde levensvormen zouden kunnen handhaven, etiquetteregels naleven maar ook afdwingen, zich smaakvol kleden, eten met – zorgvuldig gepoetste – zilveren bestekken of in driesterrenrestaurants waar ze na de gastronomische maaltijd een zestien jaar oude, op eikenhouten fusten gerijpte, single malt drinken met een toets van port, onder de dampen van een zorgvuldig geteelde, gedroogde en gedraaide havanna verfijnde conversaties voeren in besloten clubs, golf spelen op perfect getrimde banen, zich verplaatsen en communiceren met wonderen van design en technologie, de hippische cultuur en de kunst van de vossenjacht hoog houden, bridge spelen, zich overgeven aan exquise roddelpraktijken, aan de ingewikkelde strategieën van het erop nahouden van maîtresses en/of minnaars, daar dan ook uitgebreide correspondenties over voeren, enzovoort enzovoort. Zo’n klasse van bekwame, écht chique mensen mag er wat mij betreft gerust zijn. Deze bekwame mensen zullen ook diegenen die het minder goed hebben maar toch hun best doen met respect behandelen. Het zou bovendien goed zijn voor de werkgelegenheid. De noblesse heeft een hele klasse van bedienden en butlers, stalknechten en kleermakers, keukenpersoneel, poeliers, jachtopzieners, koeriers en tuiniers en wat weet ik al in haar val meegesleurd. W.G. Sebald wijdt in De ringen van Saturnus beklijvende bladzijden aan dit verdwijnen.

Met de Ferrari naar het werk…

Aan geldadel of de deplorabele subklasse van de nouveaux riches maak ik geen woorden vuil. Geen ware verfijning zonder intelligentie. Want inderdaad, de bloedadel is verdrongen door een breinloze Topgear-toplaag met veel geld maar zonder klasse, die zich overlevert aan vulgariteit en achterklap in de veel te grote jachten waarmee ze nooit uitvaart omdat ze eens het zeegat uit zeeziek wordt, aan missverkiezingen, aan het elkaar besnuffelen in de achterkamers van televisiestudio’s en aan veel te chique bedrijfswagens waarmee ze op kosten van de gemeenschap liever in de file gaat staan dan per trein eerste klasse te reizen omdat ze van oordeel is dat die te weinig van de tweede klasse verschilt – om niet eens van de derde klasse te spreken, die niet meer bestaat.

Ik zag deze week op tv een reportage over de terugkeer van het butlermetier: piekfijn uitgedoste jongemannen die met een boek op hun kop rechtop leren te lopen…

Ja, zo zie je maar, dáár dienen boeken dan voor, in dat wereldje.

Patron!