8u30. Helder blauwe lucht, vrieskou. * De anijstoffee die ik
in mijn mond stak bij het vertrek smaakt me niet, ik spuw hem uit, vraag me af
hoelang het zal duren vooraleer hij volledig in de natuur zal zijn verdwenen.
Nuja, de natuur. * Het lied ‘Schrijvenderwijs’ van Dirk Van Esbroeck, over
woorden die bij het slapengaan staan te ‘blaten’ en bij het ochtendwaken zijn
verdwenen door de deur die, omwille van het rijm, ‘los’ staat. * Ik denk aan
‘La Prière’ van Georges Brasssens, dat me gisteren zo ontroerde. Aan het oude
vertaalproject ook, dat nooit verder is gekomen dan een strofe van ‘La Chasse
aux papillons’. Stel dat ik het zou kunnen: de teksten vertalen, mét het juiste
metrum, en ze dan brengen! G. kan mij op de gitaar begeleiden. Zou ik ze goed
kunnen zingen? Ik denk het niet. Maar een mens mag dromen. * Aan de
voetgangersbrug naast de Smedenpoort stapt een vrouw die twee lege kartonnen
dozen voor zich uit draagt behoedzaam over de bestrating: hier en daar is het
glad. Er is vandaag voor het eerst deze winter gestrooid. * Ik wacht tot de rij
auto’s die voor het rood stond en nu groen licht heeft gekregen voorbij is.
Ondertussen wil ik op mijn polshorloge kijken hoe laat het is, maar in de
beweging die ik daarbij maak, haakt mijn duim achter de draad die mijn
hoofdtelefoon met mijn iPod in mijn jaszak verbindt, de iPod schiet uit de zak
en valt, door zijn eigen gewicht, los van de draad en op de grond, gelukkig
zonder erg. * Boven op perron 9 komt de zon vol en rood op. * S. geeft te
kennen dat ze in de buurt is, wij vinden elkaar en zijn samen tot zij in Gent
afstapt.