woensdag 1 mei 2024

Ingrid Vander Veken, Zwijgen

notitie 414

ZWIJGEN

Het duurt minstens een generatie vooraleer geheimen aan het licht komen, vooraleer het zwijgen kan worden doorbroken. Ingrid Vander Veken beschrijft in de ‘roman’ (voorplat) Zwijgen hoe dat in zijn werk kan gaan. Hoe dat in haar geval in zijn werk is gegaan want Zwijgen is een autobiografische roman. ‘t Is te zeggen: Ingrid Vander Veken heeft het niet over zichzelf maar vooral over haar ouders en grootouders. Zeer nadrukkelijk is zijzelf in deze roman afwezig. Weliswaar is zij het die het onderzoek verricht, nog net op tijd enkele vragen weet te stellen aan wie nog in leven is op het moment dat zij eindelijk tot het besef is gekomen hoe belangrijk en exemplarisch haar voorgeschiedenis is, en dan uiteindelijk de verhaallijnen mooi samenbrengt. Maar door zichzelf met de tweede persoon in het boek te laten opdraven, geeft zij uiting aan haar voorkeur om zo onnadrukkelijk mogelijk aanwezig te zijn in dit verhaal. Het is niet haar verhaal, maar dat van haar ouders, enkele ooms en tantes, en grootouders. Ingrid Vander Veken is kort na de Tweede Wereldoorlog geboren – zij zoekt de verbanden op tussen de kleine geschiedenis van het gezin waarin zij opgroeide en de grote geschiedenis die, lang nadat alles voorbij leek te zijn, zijn schaduw vooruit blijft werpen. En in die zin is het dan toch ook weer wél haar verhaal. 

Ingrid Vander Veken schrijft een geschiedenis van het zwijgen in het gezin waarin zij opgroeide. Er dient veel te worden verzwegen. En dat blijft maar duren, tot het bijna te laat is om dingen goed te maken. Voorzover alles al niet te vastgeroest was in gewoontes en geplogenheden. Men kan ervan uitgaan dat in veel families het zwijgen nooit wordt doorbroken.

Vader was in de collaboratie ‘een kleine garnaal’; moeder had ook haar geheim, maar dan een dat met la tendre guerre te maken had. Het zwijgen van de een hield het zwijgen van de ander min of meer in balans. Tot de kruik barst, maar dan heersen vooral onverschilligheid en overlevingsdrang.

Mooi is hoe Ingrid Vander Veken impliciet een zelfonderzoek inlast: hoe heeft het in godsnaam zolang kunnen duren vooraleer zij de behoefte voelde om voor dat zwijgen, dat op haar hele jeugd een stempel heeft gedrukt, een verklaring te zoeken?

Het resultaat is een mooi en spannend boek. Vander Veken legt met zin voor timing en dosering de puzzelstukken bij elkaar. Zij laat met opvallend groot empathisch vermogen haar personages in hun waardigheid. Zij probeert te begrijpen waarom mensen in hun levens bepaalde keuzes maken. Hoe kon het bijvoorbeeld gebeuren dat de ene broer in de collaboratie verzeild geraakt, en de ander in het verzet? Blijkt dat het toeval bij de grote keuzes van ons leven een schier onduldbaar grote rol speelt. En dan heb je de hardnekkigheid waarmee mensen er niet in slagen om hun foute keuzes toe te geven en tot inkeer te komen.

Enerzijds geeft Ingrid Vander Veken wel aan dat zij het belangrijk vindt om haar geschiedenis nu te vertellen, op een ogenblik (2016) dat extreemrechts net zoals tachtig jaar geleden opnieuw volop salonfähig aan het worden is, maar haar onderzoek heeft toch vooral een psychologische focus.

Ik vind Zwijgen een zeer waardevolle en bovendien – op het soms wat te elliptische na – uitstekend geschreven getuigenis.

Ingrid Vander Veken, Zwijgen (2016)