december 1966
SPROOKJES
In 1966 was er in ons gezin voor het eerst voldoende welstand om Sinterklaas in de hoek van de woonkamer een en ander te laten deponeren. Ik bleek, toen ik de ochtend van 6 december vroeger dan anders beneden kwam, door toedoen van de goedheiligman de eigenaar te zijn geworden van mijn eerste boek: een compilatie van sprookjes van Hans Christian Andersen. Ik was er niet zo content mee. Niet omdat de sprookjes in kindertaal waren herschreven, dat kon ik toen nog niet vaststellen aangezien ik nog niet over een andere taal dan kindertaal beschikte, maar omdat de illustraties mij niet aanspraken, of in elk geval veel minder dan de tekeningen van Anton Pieck in het grote Grimm-sprookjesboek dat toen al in ons gezin aanwezig was maar waarin ik nooit las en later ook nooit – een zeldzame uitzondering niet te na gesproken – zou lezen. Ik heb eigenlijk nooit van sprookjes gehouden. Van mythes en parabels ook niet, trouwens. Uiteraard durfde ik geen lucht te geven aan mijn teleurstelling, die bovendien ook nog eens werd overschaduwd door de levercrisis die ik kreeg als gevolg van het in één keer opeten van het tablet chocolade dat ik eveneens in de woonkamerhoek had aangetroffen. Het boek van Grimm – ik schaam mij het hier te moeten zeggen – ben ik later nog eens in een bui van frustratie, ja, zeer grimmig – te lijf gegaan met een balpen. Veel later, een generatie later zeg maar, kocht ik in een bui van pedagogisch idealisme een tweedehands exemplaar in bijzonder goede staat voor mijn kinderen, maar ik denk niet dat ze er veel naar hebben omgekeken. Zij werden toen al omringd door een ándere beeldcultuur.
Hans
Christian Andersen, Sprookjes
De
gebroeders Grimm, Sprookjes