oktober 1968
ONTMIJND
In het begin van het tweede leerjaar werd ik van school gestuurd voor een vergrijp, dat niet door mijzelf maar wel door mijn schoolmeester, wijlen meneer Vanthuyne, en de door hem geïnformeerde schooldirecteur, meneer Vervaecke, als ernstig werd omschreven. Ik mocht mijn spullen pakken en kwam midden in de namiddag thuis. Op mijn moeders voor de hand liggende vraag antwoordde ik met de later vaak als anekdote gememoreerde oneliner: ‘Ik moet niet meer naar school’. Waarna ik op de bank ging liggen en mij verdiepte in mijn lectuur van Winnetou, het grote opperhoofd, dat ik toen al voor de tweede of derde keer herlas. Na schooltijd kwam meneer Vervaecke langs om mijn ouders te informeren over mijn vergrijp. Hij werd met de nodige honneurs ontvangen. Nog maar nauwelijks binnen, vroeg hij verbaasd of ik werkelijk al zo’n dik boek las (prismapocket, driehonderd bladzijden, geserreerde typografie). Mijn moeder nam de kans waar om het incident en de daaruit voortvloeiende reprimande te ontmijnen en antwoordde, geheel naar waarheid overigens, dat ik met de lectuur van dergelijke boeken al in het eerste leerjaar was begonnen. Meneer Vervaecke kon niet anders dan zijn ogen niet geloven, vergat waarvoor hij was gekomen en zei dat ik vanaf de volgende dag opnieuw op de schoolbanken werd verwacht. (De rest van de anekdote, evenmin te versmaden omdat de graag met toeval goochelende historische realiteit er nog een bijzonder tragische component aan heeft toegevoegd, is na te lezen in Het maaiveld, het derde deel van mijn autobiografie.)
Ik heb Winnetou, het grote opperhoofd uiteindelijk wel een keer of acht gelezen. Dat is in mijn lectuurgeschiedenis tot op heden een ongeëvenaard record. Ik vereenzelvigde me met het personage Old Shatterhand. Niet omwille van de homo-erotische rassenoverschrijdende bloedvriendschap met het opperhoofd der Apaches (al was May wel zo wijs deze voor zijn tijd controversiële liefde, want dat was het, te maskeren achter de meer dan gemiddelde sympathie die zijn blanke held opvatte voor de zus van Winnetou (ik kom even niet op haar naam)), maar wel omwille van drie van Old Shatterhands fysieke vermogens: zijn buitengewoon scherpe gezichtsvermogen, de vaste hand waarmee hij schier onfeilbaar de Henrybuks hanteerde, alsook zijn vuistkracht, die hij aanwendde omdat hij eigenlijk in die mate vredelievend en conflictvermijdend was dat hij zijn vijanden liever verschalkte met een toef op hun bakkes dan met een vanop grote afstand afgevuurde kogel. Zo ridderlijk was hij wel.
Enfin, om maar te zeggen. Ik las de hele Karl May-reeks, tot waar de avonturen van Karl Mays helden zich in het Nabije Oosten begonnen af te spelen. Die setting interesseerde me al veel minder. Ik verkoos de prairie van de Midwest boven de zandbak van de Oriënt. Toen ik bij die woestijnavonturen aankwam, was ik bovendien stilaan te oud om mij aan het al te doorzichtige protonazistische gemoraliseer van de nimmer zijn schrijftafel verlaten hebbende Karl May uit te leveren.