241029
SONATE
Ik sla de laatste bladzijde om. Wat heb ik me daar gelezen, zeg? Wat een knettergek boek. Een 75-jarige man schrijft naar een verre vrouw brieven die hij nooit versturen zal. April Gifford bracht als Amerikaanse studente op bezoek in Praag in 1988 na een avondje doorzakken een nacht door bij de gevierde schrijver en dat heeft op de toen kersverse weduwnaar een blijvende indruk gemaakt. Gevierde schrijver? Nu ja, dat is dubbel want Hrabal belandde een jaar later, toen de Fluwelen Revolutie plaatsgreep, in lastig vaarwater omdat hij nooit, zoals andere coryfeeën van de Tsjechische cultuur, expliciet en ondubbelzinnig afstand had genomen van het door Rusland gestuurde communistische regime.
De
brieven bevatten ouwemannengeflirt met de veel jongere April,
beschouwingen bij het Tsjechoslowaakse en Tsjechische politieke en
culturele leven, en het verslag van een nogal chaotische lezingenreis
doorheen de ‘Veredelde Staten’. Maar ze bevatten ook de bochten
waarin Hrabal zich wringt om het door zijn opportunisme beschadigde
blazoen wat op te poetsen. Hij juicht de nieuwe ontwikkelingen toe,
maar onderhuids voel je toch enige wrevel en chagrijn, zeker in de
passages waarin hij de glorificatie van Václav Havel beschrijft, de
compromisloze theaterauteur die door de fluwelen massa op handen
wordt gedragen en tot president wordt gebombardeerd. Hrabal kan het
niet laten te lachen met Havels te korte broekspijpen tijdens de
rechtstreeks op televisie uitgezonden inauguratie.
De brieven zijn opgesteld in parlandostijl, met ellenlange zinnen die meanderen van de ene associatie naar de volgende, waarbij motieven en onderwerpen telkens terugkeren (onder veel meer draden, katten, een wit hek en de buitenmatige consumptie van Nederlandse en Ierse bieren). ‘Vraagt u zich af waarom ik bepaalde zinnen herhaal?’ vraagt Hrabal aan zijn muze, en hij antwoordt zelf: ‘Ik hou van de vorm van een sonate...’
Bohumil Hrabal, Een driebenig paard (vertaling (2024) door Kees Mercks van Dopisy Dubence (1995))