241117
EEN ALTERNATIEVE ROUTE
Omdat er op de ringweg rond Brussel een file staat, suggereert Bill Gates ons de route via Charleroi. Hoe hij het weet dat we op die manier onze bestemming vroeger zullen bereiken, is een van de beter bewaarde geheimen van deze tijd, althans in mijn geest. Ik ben het niet gewoon om mij in dit soort hoogtechnologische auto’s te laten verplaatsen, het is nog altijd wennen aan die stemmen. Ik zal het, denk ik, nooit gewoon worden, ik die ooit mijn weg zocht en vond met in de linkerhand, de hand die niet de versnellingspook moest hanteren, een Michelinkaart waarop ik nog zonder leesbril de overeenstemming kon nagaan tussen de conventionele cartografische symbolen en de details in het voorbijschuivende landschap: watertoren, rivier, bospartij, kerk... Wat er ook van zij, ik mag Bill dankbaar zijn want op deze manier rijden we door een mooi stukje België waar ik nooit voorheen kwam: de Vallée de la Molignée. Maar eerst de aanloop daarnaartoe met, voorbij Sambreville, de eerste glooiingen, bosranden, monumentale alleenstaande bomen in herfsttooi. De slordige architectuur. Groezeliger dan in Flaandren maar met zoveel meer karakter. De overgang van baksteen naar arduin, van roestbruin naar grijs. De slecht onderhouden wegen vol putten en barsten en alweer afbrokkelende voorlopige herstellingen. En daar, voorwaar, een eerste haarspeldbocht: de plotse afdaling van de hoogvlakte naar de Molignée, een zijriviertje van de Maas. Een eind verderop zie ik, na de klim uit het dal, het bord ‘Onhaye’.
Dit is bekend terrein: er zijn herinneringen aan verbonden. Ik overnachtte er twee keer op dezelfde boerderij. De eerste keer was met mijn broer. Ik was dertien, hij negentien. We waren in twee dagen, met een tussenstop in Beaumont, vanuit Brugge helemaal tot daar gefietst. We sloegen er onze tent op bij de boerenfamilie waar hij, mijn broer, de zomer voordien op kamp met de scouts zijn oog op een dochter had laten vallen. Maar het heeft niet mogen zijn. Drie jaar later, toen ik zestien was, kwam ik een tweede keer in Onhaye. Samen met mijn vriend en fietskameraad Luc Claeysens reisde ik in een dag of tien het land rond. We logeerden telkens bij familie of kennissen van onze ouders. Ik weet nog de meeste stops: Haaltert, Lille, Neeroeteren, Reuland, Onhaye, Charleroi. Bij het boerengezin in Onhaye waarvan de dochter niet mijn schoonzus zou worden, was er niemand thuis. We betraden de keuken langs de achterdeur. Een vervaarlijk grommende herder joeg ons de stuipen op het lijf en terug het erf op. Wachten dan maar. ‘s Avonds maakte ik met Luc een wandeling in het dorp. Er stond een feesttent. Er was een optreden van Gérard Lenorman, die in die dagen volop teerde op zijn twee grote hits. We bleven buiten de tent staan, konden de bisnummers goed horen. Het ene lied ging over gelukkige mensen en het andere over sleutels. Beide oorwurmen bleven de hele nacht tussen mijn slapen dreinen.