241120
SPLITSING
We waren op onze wandeling door en in de onmiddellijke omgeving van het dorp Falaën op een punt gekomen waar we niet meer verder konden. Na enkele honderden meter door het slijk te hebben gebaggerd, na enkele Roemeense arbeiders die voor een volgende kerstmis sparrenscheuten in de grond aan het steken waren te hebben gegroet (ze keken ons niet zonder argwaan aan en mompelden iets terug), en na over een holle weg bezaaid met scherpe keien steil tot bijna aan de oever van de Molignée te zijn afgedaald, bleek onze weg op niets uit te lopen. Enfin, niets is er nooit, er is altijd iets, maar dit niets was een met draad afgezette wei met enkele koeien en een weinig uitnodigende stier. Helemaal terug was een optie, maar niet een die onze voorkeur genoot. Daarom waagden we een zigzag door het bos, een steile klim op gladde ondergrond. We konden ons vasthouden aan stammen, twijgen, takken en elkaar. Tot we terug op asfalt stonden. Lang geleden dat we nog eens zoiets avontuurlijks hadden meegemaakt.
Het uitzicht boven was mooi en weids. Ik maakte enkele foto’s, zo gecharmeerd was ik van de glooiingen in de akkers en de toefjes bos en bosschage. We kwamen bij een splitsing. Kapelletje, boom, de weg die uitliep op een vork. Links gaat je leven die kant op, rechts een andere. En daar was het dat ik telefoon kreeg van D. Slecht nieuws. Na vijfendertig jaar van zijn huurhuis zijn thuis te hebben kunnen maken, had het de eigenaar behaagd om een streep te trekken door het contract. D. was er het hart van in. Maar samen met zijn vrouw had hij zich voorgenomen om niet bij de pakken te blijven zitten. Ze sloegen een nieuwe weg in, ze hadden al iets gevonden in een naburig dorp. Ik kom je daar bezoeken, D., zei ik. Maar nu niet, nu sta ik op een splitsing en moet ik kiezen tussen links en rechts.