241111
POTJOV
Natuurlijk zou die ‘hond met drie poten die op een bot zit te knagen’ op bladzijde 45 van John Banvilles Schijngestalte mij niet zijn opgevallen, meer nog, ik zou er zelfs overheen hebben gelezen, hij zou nooit tot mijn bewustzijn zijn doorgedrongen en, indien wel, ik zou hem allang zijn vergeten, mocht ik niet eerder vandaag van N. een anekdote over een hond met drie poten hebben gehoord. Maar hoe zat dat ook weer? Ook dat verhaal is mij alweer bijna volledig ontglipt. Ik moet navraag doen bij N. Het ging over een vriend van haar die Russisch aan het leren was, laat ze me weten via WhatsApp. En de hond met drie poten was een fictieve hond. Het beest kreeg een rol toebedeeld in een voorbeeldzin waarin het beest het slachtoffer was van een accident. Hij verloor daarbij een poot. En sindsdien kreeg de fictieve hond een nieuwe naam, aangepast aan zowel de Brugse context als aan de student Russisch: Potjov, wat in het plaatselijke dialect zoveel betekent als ‘er is een poot af’. Aangenomen dus dat die hond er aanvankelijk vier had, dan heeft hij er nu drie en kan deze voorbeeldhond in mijn verbeelding in alle gemoedsrust zijn literaire pendant besnuffelen. Alvorens gindse al evenmin reële boomstam te markeren. Maar hoe doet een hond met drie poten dat?
John Banville, Schijngestalte (vertaling door Jan Pieter van der Sterre (2005) van Shroud (2002))