zondag 20 oktober 2013

mijn woordenboek 363


ARCHITECT

Enkel wie bereid is rekening te houden met de menselijke psychologie, het klimaat, de plaatselijke tradities, ambachtelijkheid, de beschikbare excellente grondstoffen, de ecologie, het landschap en over al die zaken het nodige weet; enkel wie bereid is zich te verdiepen in politiek, ideologie, mens- en wereldbeelden, filosofie, kunst, literatuur, geschiedenis, kunstgeschiedenis; enkel wie benul heeft van vormgeving, compositie, harmonie, kleurzetting; enkel wie zich bewust is van de impact van bouwkundige ingrepen op de omgeving en op de mensen die er gebruik van maken – enkel diegenen die aan al deze voorwaarden voldoen, en die daarenboven ook ‘met vrucht’ een gepaste opleiding hebben voltooid en stage heeft gelopen bij een leermeester die al ruimschoots heeft bewezen al zijn (of haar) kennis, vaardigheden, vermogens en kwaliteiten in de praktijk te kunnen omzetten, dat wil zeggen in de verwezenlijking van een bouwwerk dat past in de omgeving, dat rekening houdt met het milieu en dat de mensen die er gebruik van maken gelukkig maakt – enkel zo iemand zou zich architect mogen noemen.

Helaas is een architect tegenwoordig al te vaak een obligaat in het zwart geklede techneut annex jurist-boekhoudkundige met een modieuze bril op de neus die zich op tijd en stond in een blitse kar naar een verkaveling rept om daar met min of meer malafide aannemers of inderhaast uit een of ander Oosten hierheen geïmporteerde loonslaven te negotiëren over de manier waarop middelmatige grondstoffen kunnen worden gebruikt om een middelmatig bouwsel op zulkdanige wijze neer te poten dat de verzakking of instorting toch minstens een generatie op zich laat wachten.