10 augustus 2013
In Lapalisse, waar ze, zoals algemeen bekend, een bepaald
soort waarheid verkopen, worden de etalageramen van leegstaande winkelpanden
opgeleukt met uitvergrotingen van historische foto’s: zo zag het er hier
vroeger uit – en ja, we zien zwart-witfoto’s van dezelfde winkelstraat, een
waarin álle panden winkels waren, en wellicht goed draaiende winkels als je
ziet hoeveel keurig geklede mensen hier over de trottoirs flaneren. Bloembakken
en verkeersremmers en al dat soort ongein die een schijn van vaart en welvaart
moet hoog houden zijn er nog niet, de vrouwen zijn langgerokt, de mannen dragen
hoeden en wandelstokken en in de verte komt een oude zwarte Peugeot aantuffen met
uitstaande spatborden en een groot verchroomd koelrooster.
Nu leidt Lapalisse aan de ziekte die álle Franse
provinciesteden treft: leegloop, leegstand, leegte… We geraken aan de praat met
het koppel dat zich naast ons op het terras van het café (
tabac, PMU, tv die de hele dag
des
têtes parlantes toont en de hele bazaar) het genot van een koffie laat
welgevallen. Een Lapalissois en een Lapalissoise. Ze vinden ook, wanneer ik hen
de etalagefoto’s aanwijs, dat het leven er toen beter uitzag. Harder en
precairder, dat misschien wel, maar het had toch een kwaliteit die nu verdwenen
is. Toch is niet alle kwaliteit weg, zeggen wij, alleen al de manier waarop de
mensen elkaar spontaan groeten, ook zonder elkaar te kennen. Dat bestaat bij
ons niet meer. Ondenkbaar dat bij ons iemand, wanneer hij een café betreedt,
zich tot iedereen in het algemeen en niemand in het bijzonder zou richten met
een ‘
sieurs-dames’. Om vervolgens
zijn makkers aan de bar de hand te drukken en de vrouwen te kussen. Of iedereen
te kussen – naargelang van de streek en de heersende gebruiken.