ARCHETYPE
We treden de werkelijkheid tegemoet met
voorgevormde beelden. Gemeenplaatsen. Idées
reçues, zei Flaubert, en hij schreef er, als supplement bij zijn koldereske
anti-Verlichtingsroman Bouvard et
Pécuchet, een woordenboek (dictionnaire)
mee vol: een – zeker niet exhaustieve! – lijst van voorgevormde en voorgekauwde
denkbeelden waarmee de kleine burgerman zich in zijn snel veranderende wereld van
de tweede helft van de negentiende eeuw probeerde thuis te voelen.
Ontmaskering – geleerd woord: deconstructie – is een voor de hand
liggend karwei als je je bewust bent van het feit dat je handel en wandel voor
een groot deel wordt bepaald door niet ter discussie gestelde modes en
conventies. Maar welke impliciete gedachte steekt hier achter? Juist: het idee
dat elk individu volledig authentiek, als een onbeschreven blad, los van elk
archetype de werkelijkheid tegemoet zou kunnen treden. Dan pas zou je echt
persoonlijk zijn, creatief, autonoom. Vrij.
Niets is natuurlijk minder waar, zoiets is te
allen tijde onmogelijk. Het idee van de volkomen authenticiteit is zelf een
archetype. De nieuwe mens. De herwonnen onschuld. Het tegendeel is méér waar.
Men zou zich gelukkig moeten prijzen dat veel van onze categorieën voorgekauwd
zijn, cultuurbepaald, contextueel. Enkel zo kan er energie overblijven om er
iets mee te dóen, om iets te betekenen. Enkel op basis van gemeenschappelijk
gedeelde ‘gemeen’-plaatsen is communicatie mogelijk.
De waarheid ligt – zoals steeds, ook dat is
een cliché – in het midden. Je moet je overleveren aan archetypische
denkbeelden, dat is onvermijdelijk. En tegelijk moet je je bewust blijven van
de arbitrariteit en contingentie ervan, en ernaar streven een persoonlijke
stijl te ontwikkelen – want dat doe je als je vanuit je eigen perspectief naar
de wereld kijkt. Je moet streven naar een mooi evenwicht tussen een eigengereid
non-conformisme enerzijds, en een ‘gezonde’ bereidheid om je – ten dele – te
onderwerpen aan de in jouw tijd heersende conventies.
Enfin, je moet
uiteraard niets. Je kúnt dat doen. Je hoeft helemaal niet af te wijken van het
kleinburgerlijke en al evenzeer archetypische verlangen om onzichtbaar te
blijven. Dat is een van de weinige vrijheden die je geniet.