ARCHITECTUUR
Van Morandi begreep ik pas iets toen iemand
mij erop wees dat de ruimte tussen de potjes en flessen even belangrijk is als die
potjes en flessen zelf. Het begon mij te dagen wat poëzie ook kon zijn toen iemand
erin slaagde me duidelijk te maken dat bij de lectuur ervan de witruimte op het
blad zeker niet over het hoofd mag worden gezien. Romans begon ik pas echt te
appreciëren – of dan toch goede romans – toen ik begon te beseffen dat niet inhoud
en verhaal maar wel structuur en constructie de belangrijkste elementen zijn, en
natuurlijk de muziek die een goede schriftuur in zich hoort te dragen. En zo
leerde G.D. mij wat architectuur eigenlijk
is: geen aaneenschakeling van functioneel te definiëren ruimten en met het
oog daarop aangepaste materialen en technieken maar vooral de beleving van diegene die deze ruimten
betreedt. Architectuur is veel meer dan een esthetisch te beoordelen volume of
een kunstige manier om materialen te kiezen en te schikken en aaneen te klitten
– architectuur is ook een existentiële, emotionele aangelegenheid. Zo is
Poelaerts Justitiepaleis in Brussel vast en zeker een monstrueus gedrocht, maar
tegelijk is het ook een zeer efficiënte imponeringsmachine, terwijl de
kathedraal van Beauvais als gebouw een glorieuze mislukking is maar tegelijk
toch ook een geweldige metafoor voor een immer tekortschietend streven naar transcendentie.