woensdag 23 oktober 2013

mijn woordenboek 365


ARCHITECTUUR


Van Morandi begreep ik pas iets toen iemand mij erop wees dat de ruimte tussen de potjes en flessen even belangrijk is als die potjes en flessen zelf. Het begon mij te dagen wat poëzie ook kon zijn toen iemand erin slaagde me duidelijk te maken dat bij de lectuur ervan de witruimte op het blad zeker niet over het hoofd mag worden gezien. Romans begon ik pas echt te appreciëren – of dan toch goede romans – toen ik begon te beseffen dat niet inhoud en verhaal maar wel structuur en constructie de belangrijkste elementen zijn, en natuurlijk de muziek die een goede schriftuur in zich hoort te dragen. En zo leerde G.D. mij wat architectuur eigenlijk is: geen aaneenschakeling van functioneel te definiëren ruimten en met het oog daarop aangepaste materialen en technieken maar vooral de beleving van diegene die deze ruimten betreedt. Architectuur is veel meer dan een esthetisch te beoordelen volume of een kunstige manier om materialen te kiezen en te schikken en aaneen te klitten – architectuur is ook een existentiële, emotionele aangelegenheid. Zo is Poelaerts Justitiepaleis in Brussel vast en zeker een monstrueus gedrocht, maar tegelijk is het ook een zeer efficiënte imponeringsmachine, terwijl de kathedraal van Beauvais als gebouw een glorieuze mislukking is maar tegelijk toch ook een geweldige metafoor voor een immer tekortschietend streven naar transcendentie.