13 augustus 2013
Een van de boeken die ik mee heb genomen om hier te lezen is
van Ton Lemaire, en dat helpt misschien wel om open te staan voor de
kennismaking met yogameester M. Omdat ze allebei de ascese huldigen en er ook
zo uitzien: zowel Lemaire op de flapfoto van mijn boek als M. hier zijn
graatmager en behoorlijk scherp in het aangezicht. Maar goed, eigenlijk is deze
gelijkenis tussen beide personen niet zo relevant. Hoewel, ze zullen wel heel
wat opvattingen delen, denk ik zo.
M. heeft een yoga-adviespraktijk in Amsterdam. Hij behoort,
in de glacière-kwestie, tot de groep
der traditionalisten: voor hem liever geen wifi op de camping want dat hij hier
niet aan allerlei naar zijn
overtuiging kwalijke stralingen wordt blootgesteld is nu net een van de redenen
waarom hij hierheen komt.
M. stapt trager dan de meesten hier. Hij praat in elk geval
langzamer. En hij laat al eens een stilte vallen, waarin hij ons van achter
zijn uilenbrilletje monsterend aanstaart. Een beetje freaky, maar zeker ook heel erg vriendelijk. Hij luistert naar wat
je zegt, hij legt uit wat hij doet als je ernaar informeert. Het heeft met het
lichaam te maken, en met de aarde. Of de Aarde, met hoofdletter. Hoe we daarin
geworteld zijn. En hoe komen we daar achter? Door naar je organen te luisteren,
zegt M. nadrukkelijk. Er valt tussen elk woord bijna een hele pauze: ‘Je moet
naar je organen luisteren.’ Hoe je dat precies moet doen, en wat je dan hoort –
daar hebben we geen tijd voor. Maar het klinkt wel goed natuurlijk. M. werkt
met sessies van anderhalf uur, hij stelt vragen en luistert naar wat de mensen
die bij hem komen hem vertellen. (Hij vermijdt de woorden cliënt en patiënt.)
Zij moeten het probleem formuleren, en die formulering bestaat dikwijls uit het
stellen van de juiste vragen. ’t Is geen psychoanalyse en ook geen esoterie.
Het zijn Chinese yogatechnieken die M. beoefent. Ik kan niet anders dan er
respect voor opbrengen: M. ziet me er gezond en evenwichtig uit. Als hij
overdag over de camping schrijdt, heeft hij altijd een hoedje op. Ik begrijp
niet hoe mensen hier zonder hun hoofd te bedekken kunnen gaan wandelen, zegt
hij. En gelijk heeft hij want de zon geeft van jetje.
Toeval of niet, M. is niet de eerste die ons aanspoort om
naar onze lichamen te luisteren. J. vond gisteren dat we bij te grote hitte
waren gaan fietsen. Wees toch maar voorzichtig, zei hij, en: ‘Je moet naar je
lichaam luisteren. Ik zou jullie graag hier volgend jaar terugzien.’ J. is 82.
Ik vraag M. ’s avonds in de schuur hoe hij tot die yoga is
gekomen. Hij weet het niet zo goed. Het is er altijd al geweest. Dat ben ik niet geneigd te geloven. Kun je niet
ergens een moment aanwijzen? Gôh, dat moet zo rond mijn dertien, veertien jaar
zijn geweest. Maar hoe kwam het?
Enfin, ik blijf doorvragen want het interesseert me en
bovendien krijg je mensen pas echt aan de praat als je vragen stelt. En praten
moet je op een camping anders loop je als doofstommen langs elkaar heen en dat
kan toch ook niet de bedoeling zijn.