maandag 28 oktober 2013

Curzio Malaparte, Kaputt


Kurt Erich Suckert, zoon van een Duitse vader en een Italiaanse moeder, had tijdens de Tweede Wereldoorlog als officier in het Italiaanse leger de rang van kapitein. In zijn autobiografische roman Kaputt, gepubliceerd onder de nom de plume Curzio Malaparte, staat een portretfoto. Suckert/Malaparte draagt een zwarte stropdas op een zwart hemd.

Kaputt behandelt het tweetal oorlogsjaren, van de zomer van 1941 tot de zomer van 1943, waarin Suckert/Malaparte als oorlogscorrespondent in de Oekraïne, Polen en Finland de oorlogshandelingen – maar toch vooral de gevolgen van de oorlogshandelingen – kon waarnemen, alvorens uiteindelijk, na de val van Mussolini, wanneer dus de kansen van de Asmogendheden al volop aan het keren waren, naar Italië, meerbepaald naar Napels terug te keren: Malaparte woont op een in de zee vooruitstekende rots van het voor Napels gelegen eiland Capri. Zijn zelf ontworpen villa is modernistisch.

Kaputt is een compilatie van verhalen, gevat in zes naar dieren genoemde delen: ‘De paarden’, ‘De ratten’, ‘De honden’, ‘De vogels’, ‘De rendieren’, ‘De vliegen’. Malaparte houdt de verhalen samen door middel van – soms wat geforceerde – verbindingen (aan het eind van verhaal A jankt een hond, wat doet denken aan verhaal B waarin een andere hond een rol speelt), maar ook door middel van herhalingen, ritmes, nauwkeurig uitgezette motieven, wat zijn boek iets zeer muzikaals geeft, als een nauwkeurig bedachte compositie. Zo duiken de vliegen, die in het laatste deel een belangrijke rol spelen als lijken- en kadaverruimers, heus niet pas in dat laatste deel voor het eerst op: Malaparte heeft hun komst zorgvuldig voorbereid door hier en daar in de eerdere delen al eens onnadrukkelijk vliegen aanwezig te laten zijn.

De verhalen passen in een breder kader, maar kunnen op zichzelf functioneren. Met sommige verhalen uit Kaputt is dat zeker het geval. Ik denk aan het verhaal – dat helaas wellicht helemaal geen verhaal is maar bittere werkelijkheid – van de Russische krijgsgevangenen die gesorteerd worden naar hun vermogen om te lezen. Diegenen die kunnen lezen, verbergen dat niet want ze hopen op een beter leven. Ten onrechte: de SS’ers, die deze triage uitvoeren, hebben liever geen ‘intellectuele’ communisten.

Kaputt is, als roman, zelf ook een verhaal, een waarin de hoofdpersoon, dobberend op de ferme golfslag van de Europese storm WO II, aan het eind ánders is dan in het begin. In het begin zien we de ikfiguur, die ‘Malaparte’ heet (hij wordt één enkele keer zo aangesproken: ‘Herr Malaparte’), floreren in het gezelschap van aristocraten en hoge piefen uit het Duitse leger. Zelf een zwarthemd, neemt hij wel enigszins afstand van de ideologie die hij verondersteld wordt te helpen uitdragen en van de oorlogshandelingen die daar het gevolg van zijn. Maar hij doet dat niet genoeg om vrijuit te gaan. Als hij al afstand doet, dan zeker niet uitdrukkelijk, hoogstens ironisch, zich verstoppend achter zijn welbespraaktheid en achter de (schijnbare) ongedwongenheid die gepaard gaat met het copieuze eten en vooral drinken: in die omstandigheden mag een zot al eens de waarheid zeggen, het wordt door de vingers gezien. (We weten natuurlijk niet in hoeverre Malaparte de rol die hij hier speelde achteraf ‘politiek correct’ heeft gemaakt. Toch moet het gezegd: hij is zeker niet mals voor zichzelf.)

Naarmate Malaparte met steeds meer en steeds gruwelijkere gruwelen wordt geconfronteerd, begint hij in te zien dat hij gevangen zit in zijn positie, in zijn uniform, in zijn nationaliteit. Hij kan niet anders dan machteloos toekijken. Zijn wandeling door het getto van Warschau, gechaperonneerd door een SS’er die eruitziet als een 'blonde engel' (lang, beeldschoon, scherp gesneden gelaatstrekken, smetteloos u niform, blauwe ogen die van onder de staalhelm priemen), vormt wat het inzicht betreft in de, zelfs voor een fascist, volkomen onaanvaardbare implicaties van het nazi-racisme, een betreurenswaardig dieptepunt. En wat doet Malaparte? Hij stelt vast: ‘Het was afschuwelijk om niets te kunnen doen.’ Maar hij schrijft het wel allemaal op en daarmee heeft hij toch veel wiedergutgemacht.

Zo wordt Kaputt uiteindelijk (publicatiedatum 1944, Italië is ‘bevrijd’) een forse aanklacht tegen de oorlog. Of juister, tegen de aard van het beest dat oorlogvoert. Paarden, ratten, honden, vogels, rendieren en vliegen, ja, maar toch bovenal: mensen – en in het rijtje komt de mens er zeker niet als fraaiste uit. ‘Als deze oorlog doorgaat, worden we allemaal als wilde beesten.’ Je kunt van de Tweede Wereldoorlog en de graad van onmenselijkheid die erin werd bereikt veel zeggen, maar niet dat er geen einde aan is gekomen. Er zijn grenzen in overschreden en een oude wereld van gratie, harmonie en voortreffelijkheid (maar ook veel hypocrisie en sociale ongelijkheid natuurlijk) is tenondergegaan, en het is zeker zo dat door het opbod van geweld en wraak iedereen wreed geworden is en daarover beschaamd moet zijn – maar er is misschien toch nog hoop op beterschap. Tussen de puinhopen van Napels wordt, in het laatste hoofdstuk, een begin gemaakt met een nieuwe vormelijkheid waarmee de naakte mens zich opnieuw wil bedekken. Dat heet: beschaving.

*

Kaputt is een onvergetelijk boek. U weet vast al heel veel over de oorlog, maar vanuit dit standpunt hebt u hem nog nooit beleefd: het standpunt van de zich tegen de macht aanschurkende, machteloze medeplichtige. Sommige beelden zullen u altijd bijblijven, ze zijn onontkoombaar. Met Kaputt toont Malaparte de kracht van literatuur aan: de waarheid vertellen met verzinsels; esthetiek in dienst van een hogere moraliteit.

Esthetiek, ja, want dat is Malaparte zeer zeker: een estheet. Kleuren en geuren zijn in dit boek zeer nadrukkelijk aanwezig. En geluiden. Zelden een zo zintuiglijk boek gelezen. Soms krult hij zijn rozige en lichtgroene zinnen iets te nadrukkelijk om de drek van de oorlog heen: esthetiseren kan in de schaduw van het onuitsprekelijke pijnlijk worden. Soms vertrouwt hij te zeer, pijnlijk zeer, op de kracht van het contrast om zijn waarheid (die grauw en bruin en zwart is, en rood van het bloed) beter te doen uitkomen.


*

Wat is dan die waarheid? Dat wordt duidelijk in het laatste deel waarin Malaparte zijn terugkeer in het platgebombardeerde Napels beschrijft. De stad ligt in puin, overal liggen de ontbindende lijken en kadavers te stinken, de vliegen doen zich eraan te goed. Maar het leven gaat door. Overblijvers struinen het puin af op zoek naar iets bruikbaars, naar voedsel, naar water. Opeens bereikt vanuit de kathedraal een gerucht het in de catacombes ondergedoken volk. Hier wordt duidelijk dat de kracht van het bloed, de kracht van het geloof in een levensenergie, de kracht van het geloof tout court de mens op de been houdt zodat hij ook na de gruwel kan voortleven. Kaputt, een woord dat volgens een bepaalde etymologie niet alleen ‘stuk’ betekent of ‘in gruzelementen’ maar ook ‘offer’, wordt op die manier niet alleen een anti-oorlogsroman maar ook een pleidooi voor het leven, ondanks alles, omdat er niets anders is.