wolkenfragmenten
uit Amos Oz, Een verhaal van liefde en
duisternis
787
De mensen vlogen voorbij en de huizen en de straten en
de pleinen en de zeewind en de duinen en de boulevards en zelfs de wolken
in de lucht. (13)
788
Zowel op de binnenplaatsen als op straat heerst een
stilte die zo zwart en wijd is dat je het geluid kunt horen van de laaghangende
wolken die tussen de daken voorbij zeilen en de toppen van de cipressen
betasten. (44)
789
Wolken,
regen en herfstige kou
bewenen de onschuld van mijn
jeugd.
Maar doorgaans werd hij niet omhuld door wolken,
regen en herfstige kou (…) (140)
790
En soms keek hij somber, het babyroze was vervaagd,
als de zon waar de wolken voor schoven op een herfstdag (…) (188)
791
Ik weet nog hoe op winterdagen, als alles bedekt was
met witte sneeuw, de zwarte balken van het verbrande huisje zich als het ware
verhieven uit de sneeuw en als beroete vingers wezen naar de wolken en
naar het bos. (263-264)
792
En dat meisje dat zo op een jongen leek, stond daar
zomaar midden in het veld, omgeven door groen en door witte schapen, in de
lucht waren een paar van die lichte wolkjes en in de verte zag je een
stukje bos. (287)
793
Elke keer dat ik terugdenk aan dat protserige
schilderij, elke keer als ik een schilderij zie met drie onderrokken en veerwolken,
zie ik meteen schorpioenen voor me die mijn zus verslinden en dan begin ik te
huilen. (288)
794
Op een ochtend in alle vroegte, ik kan je zelfs de
precieze datum en tijd zeggen, het was precies drie dagen voor het eind van
1938, 28 december 1938, vlak na Chanoeka, het was toevallig een heel heldere,
bijna wolkeloze dag, om zes uur ’s ochtends was ik al warm aangekleed,
een trui en een jasje, en ik klom op het dek en keek naar de grijze wolkenband
voor me. Ik keek er misschien een uur naar en zag alleen een paar meeuwen. En
plotseling, bijna van het ene moment op het andere, verscheen boven de wolkenband
de winterzon en eronder kwam de stad Tel Aviv te voorschijn (…) (304)
795
Ze was misschien pas in de derde maand, maar haar
wangen leken een beetje ingevallen, haar lippen waren bleek en haar voorhoofd
leek wel bewolkt. (306)
796
Er zijn drie vederwolken en twee donkere
vogels. De zon is al ondergegaan achter de muren van de Schnellerkazerne, maar
de hemel laat de zon nog niet los, hij grijpt zich met zijn nagels aan haar
vast, net zolang totdat hij erin geslaagd is de sleep van haar veelkleurige
gewaad los te scheuren en nu past hij zijn buit, waarbij hij de vederwolken
als paspoppen gebruikt, trekt licht aan als een mantel, en trekt het uit, en
kijkt hoe de halsketting van groene schitteringen hem staat, en het
veelkleurige kleed met zijn oranje gloed met een blauwpaarse stralenkrans, en
hoe enkele breekbare zilveren stroken krullen over hun hele lengte, trillend
als de gebroken lijnen die gevormd worden door een snelle school vissen onder
water. (379)
797
En soms was het tijd, de klas van juffrouw-Isabella
was allang naar huis, de vrijgelaten katten hadden zich verspreid over het hele
huis en de trap en de tuin, alleen wij schenen vergeten te zijn onder de
vleugels van juffrouw-Zelda’s verhalen, voorovergebogen over onze tafeltjes om
geen woord te missen, totdat een van de ongeruste moeders met haar schort nog
om bij de voordeur kwam staan, haar handen in haar zij, en wachtte, eerst
ongeduldig, en vervolgens met verbazing, die langzaam veranderde in
nieuwsgierigheid, alsof ze daar ter plekke ook weer een klein meisje vol
verwondering werd, dat zich met ons allemaal inspande om niet te missen wat er
aan het eind van het verhaal zou gebeuren met de verdwaalde wolk, de wolk
van wie niemand hield en wiens mantel aan de stralen van de gouden ster was
blijven hangen. (434-435)
798
Hier en daar slaagt een scherpe naald van licht erin
even door de wolken te dringen en de zee aan te raken. (462)
799
Door het woeden van de maartwind
zeilen wolken langs berg en dal.
Amos Oz citeert Natan Alterman. (522)
800
De stichting van de staat Israël zagen ze als een
vingerwijzing Gods (tante Rauha zei in haar Bijbelse taal met haar grindachtige
Finse accent: ‘Het is als de verschijning van de boog in de wolken na de
zondvloed.’ (…) (568)
801
Hier en nu in Arad op een herfstdag om half zeven ’s
ochtends zie ik plotseling haarscherp mezelf en mijn vriend Lolik voorbijlopen
in de Jaffastraat bij het Zionplein, midden op een bewolkte dag in de
winter van 1950 of 1951 (…) (606)
802
Maar omdat er toen nog geen televisie was, sprak het
voor mij vanzelf dat de vader van de natie een reus was die met zijn hoofd in
de wolken liep. (657)
803
De ogen van Ben Goerion, die opeens van bewolkt
grijs veranderd waren in helderblauw, dwaalden over me heen en onderzochten me
ongemanierd van top tot teen, alsof hij me betastte met zijn vingers. (661)
804
Ze zat weer hele dagen in de stoel bij het raam en
telde de vogels of de wolken. (665)
805
Ik wilde een wolk zijn. (696)
806
Ook nu was er een angstig moment: om twee of drie uur
werd ik in paniek wakker, doordat het in het maanlicht plotseling leek alsof papa’s
bed leeg was en hijzelf stilletjes een stoel naar zich toe had getrokken en hij
in die stoel de hele nacht bij het raam zat, onbeweeglijk, met wijd open ogen,
terwijl hij onafgebroken naar de maan keek of de passerende wolken
telde. (708)
807
Mijn vader zat ’s nachts niet in een stoel voor het
raam en zat niet te staren naar de wolkenflarden of naar de maan. (780)
808
Maar omdat we nu allebei een verstopte neus en
tranende ogen hadden en moesten hoesten, en omdat het buiten pijpenstelen
regende en de wolken zo laag hingen dat ze zich tussen de huizen
drongen, besloten mijn vader en ik dat we beter thuis konden blijven. Doordat
het zo bewolkt was, moesten we al om vier uur het licht aandoen. (787)