14 augustus 2013
De winkel komt langsgereden op de camping. Achter het stuur
van zijn bestelwagen die is volgestouwd met elementaire voedingswaren en met het
vooraf bestelde brood (alles superduur) zit een vlotte kerel – sportief,
getaand – met zijn haar in een paardenstaart. Het type waar vakantie houdende vrouwen
van middelbare leeftijd al eens een boon voor durven te hebben. Heel
vriendelijk en geduldig wacht hij de aansloffende kampeerders op – de
meerderheid van zijn clientèle bestaat uit ouden van dagen, die dus niet meer
de fut hebben om helemaal met de auto naar de kruidenier in het 9 kilometer
verderop gelegen dorp te tuffen.
Kijk, dat zou ik nog graag doen. Halftijds, welteverstaan,
en alleen in de mooie maanden, wanneer deze streek niet in zijn jaarlijkse
winterslaap van een halfjaar gedompeld is: rondrijden met zo’n mobiele winkel
en oude mensjes in afgelegen boerderijen en op de camping ravitailleren. Het
gevoel welgekomen te zijn, goedgemutst en altijd in de openlucht. ’s Ochtends
m’n karretje bijvullen en ’s avonds nakijken of alle rekeningen kloppen. Ja,
dat zou ik zien zitten. Ik kan mij indenken dat ik zingend alle
haarspeldbochten zou negotiëren. En al van een heel eind toeterend mijn komst
zou aankondigen, zodat iedereen mooi klaar staat met zijn centjes om zijn
bestelde waren in ontvangst te nemen.
*
Wij beleven ondertussen mooie dagen hier, de harmonie is
compleet – of toch bijna want ’s nachts worden wij in onze dromen bezocht door
onze demonen: blijkbaar wordt de energie die vrijkomt ook besteed aan
psychische saneringswerken.