12 augustus 2013
De koelbox die we van V. hebben meegekregen veroorzaakt op
de camping een querelle des anciens et
des modernes. Ik dacht er goed aan te doen om de box een tijdje te laten
draaien op de door zonnekracht aangedreven voeding van de campingschuur maar
dat was geen goed idee. Na een halfuur, zo vernamen wij, zat de hele schuur en
al wie op het circuit dat de schuur van elektriciteit voorziet aangesloten was
zonder elektriciteit. Een mens moet niet speciaal wetenschappelijk zijn
ingesteld om box en panne in een causaal verband aan elkaar te koppelen.
Dat was wat A. deed – en ik wist dat hij gelijk had.
Maar H. dacht er anders over. We zijn sinds een paar jaar,
sinds 2009 om precies te zijn, de eerste keer dat we hier kwamen, in een zeer
vriendschappelijke band met H. en zijn vrouw J. verwikkeld. Dat hebben we te
danken aan het feit dat zowel H. als S. bijna alle chansonteksten van Georges Brassens uit
het hoofd kennen, wat hen de eerste keer dat ze elkaar zagen toeliet om deze
teksten samen te zingen – en samenzang brengt, dat is algemeen gekend (al wordt
het nog maar zelden getoetst), mensen nader tot elkaar. H. was niet geneigd om
A. bij te treden in zijn – alles bij elkaar niet onredelijke – overtuiging dat
de koelbox, die ik op het zonnenet had aangesloten, verantwoordelijk was voor
de panne. Ce n’est pas la glacière,
sprak H. ferm. A. pruttelde tegen, in die mate dat H., die niet van plan leek
te verzaken aan zijn onvoorwaardelijke, door Georges – les copains d’abord – Brassens geïnspireerde kameraadschap met S.,
die via mij ook met de koelbox te maken had, zich genoodzaakt zag om enkele
minder redelijke argumenten boven te halen, om daar dan weer een
cultuurhistorisch discours aan vast te knopen. Het waren alle smartphones die
moesten worden opgeladen, en de laptops, en de iPads en de iPods… (H. sprak die
blitse nieuwe woorden met hoorbare minachting uit.) Sinds iedereen met
dergelijke toestellen kwam aanzetten, was het altijd wat geweest met de
elektriciteit. En het oplaadvermogen van de zonnecellen was niet onbeperkt. De glacière kon hoogstens de druppel zijn
geweest die de emmer had doen overlopen. Maar eer de emmer kan overlopen, moet
hij eerst gevuld zijn – en dat konden alleen al die overbodige (dixit H.)
apparaten hebben bewerkstelligd.
‘Overbodig?’ (A.)
En dan steekt H. van wal. Het internet verziekt de
authentieke sfeer van de camping. Vroeger kwamen de mensen naar hier om precies
aan al die ongein te ontsnappen (zijn Franse bewoordingen zijn minder verfijnd
dan het Nederlands waarin ik ze hier omzet). Maar nu, ze kunnen geen dag, wat
zeg ik, geen uur zonder. Om de haverklap checken of er nieuws is van het
thuisfront. Terwijl het hier nu net om de stilte en de rust gaat. Het is de
wifi die alle energie opsoupeert!
Wifi. In H.’s
mond.
A. gaat nog even voorbij aan de cultuurfilosofische richting
die H. is ingeslagen en poneert een laatste keer zijn stelling: ‘H., denk je nu
echt dat er geen verband bestaat tussen box en panne?’
H., niet zonder agressiviteit: ‘A., tu me sembles sceptique’, waarbij hij met zuiders accent het laatste woord een derde
lettergreep meegeeft: -que.
A. doet er het zwijgen toe.
En dan gaat het gesprek over Raymond, de kreupele
zwembadmeester die drie jaar geleden na een derde rondje pastis met vrienden op
een oververhit terras in Saint-Affrique had moeten blazen en tijdelijk zijn
rijbewijs was kwijtgespeeld. De man, toen al tachtig, was erdoor geknakt en was
nooit meer teruggekeerd naar de camping. Bij gebrek aan een nieuwe
zwembadmeester had de raad van bestuur hem vervangen. Door een robot. Die men,
uit piëteit of uit spotzucht, dat viel niet meteen uit te maken, ook Raymond
was gaan noemen.
M. komt langs en die meent het ook over de
elektriciteitspanne te moeten hebben. Het hele verhaal van de glacière komt andermaal boven. De
druppel, de emmer. De argumenten, redelijke zowel als onredelijke. De
authentieke, ‘ware’ geest (le vrai esprit)
van de camping. En zo wordt dit een Pagnoleske avond, met een verhaal à la Manon des Sources, met een strijd tussen
traditionelen en modernen: zij die de camping de 21ste eeuw willen
binnenloodsen en zij die gehecht blijven aan de jaren zestig, toen dit oord
midden in de natuur werd voorbestemd om door mensen die rust en vriendschap
zochten te worden bevolkt.
Ik hield me bij dit alles gedeisd, heel goed beseffende dat
A. gelijk had en niet H.: het was wel degelijk de glacière, en dus ik, die
de panne had veroorzaakt. (De volgende dag, toen ik A. in het sanitair zag en
hem vroeg hoe het nu zat met de elektriciteit, zei hij: ‘Tu as eu peur, hein?’,
hetgeen ik niet kon ontkennen.)
Toen we dan eindelijk opstapten, probeerde ik nog een grapje
uit: we zouden kunnen overwegen om de volgende keer dat we gingen fietsen in
plaats van de bergen in de omtrek te trotseren, onze fietsen aan te sluiten op
een dynamo ten einde op die manier genoeg elektriciteit op te wekken opdat
iedereen zonder probleem zijn portables en digitale apparatuur van stroom kon
voorzien. Met deze witz werd de toch
wel wat verhitte sfeer alsnog enigszins ontmijnd.