ARCHIVEREN
Het is altijd te laat, maar als je dan toch begint
met archiveren, betekent dat twee dingen: het overzicht is weg en het einde
nabij. En eigenlijk nog een derde: het geloof in het feit dat de situatie niet
in die mate hopeloos is dat er niets meer aan te doen is.
Het archiveren wordt altijd te laat aangevat,
als het kalf al bijna verdronken is. Van meet af aan, van bij het eerste item, dient het zich niet aan omdat dan
het besef ontbreekt van het belang van datgene wat nog tot een collectie moet
uitgroeien. Daarna, tijdens het uitbouwen van de collectie, ontbreekt de tijd.
Pas wanneer de groei al wat vertraagt, wordt de tot stand gekomen
onoverzichtelijkheid als een gebrek ervaren en wordt aan archiveren gedacht, en
dan gaat er opnieuw heel wat tijd voorbij want het vinden van het juiste
ordeningssysteem blijkt geen sinecure. Ontelbaar zijn de aanzetten tot
archivering die in goede bedoelingen blijven steken.
Archiveren doe je altijd met een ander in
gedachten: zelf ga je waarschijnlijk dat archief nooit nog volledig ontsluiten.
Je houdt een – wellicht denkbeeldige en dat is uitermate tragisch – andere voor
ogen. Een die dat, minstens in theorie, wél zou kunnen doen. Een die, op een
dag dat jij er zelf niet meer zult zijn, je mooi gerangschikte schat aantreft
en er nieuwsgierig in gaat delven, op zoek naar de goudader: het systeem en de
zin die je erin hebt gestoken.
Maar dat is, geef het nu al maar toe, al te
vaak een ijdele hoop. Je beseft dit, je ijver zakt in, je levert de dingen uit
aan hun beloop.