Ik hoor bij Heidegger alles behalve jazz. Werkelijk alles
wat in die tijd voorradig was, in het diepe bimbam-Beieren of waar was het dat
die kerel nadacht over het Sein zum Tode - maar géén jazz. Billen- en
zolenkletsend gejodel, liederen van Schubert, eventueel een mystiek
kloostergezang - en in de verte altijd de akelige basbegeleiding van
voorbijmarsjerende staalhelmdragende en keurig groengrijs geüniformeerde kapo's
op weg (al dan niet op een holle weg) naar hun dagtaak.
(…)
Zo gezien heb je gelijk, Pierre. Als Heidegger een
dichter is, wat hij zeker ook was, of hij had dan toch iets dichterlijks, zeker
in zijn omgang met taal - ja, in die zin kun je hem 'jazzy' vinden. Maar die
smet, die hem toch ook na '45 is blijven aankleven aangezien hij zich nooit van
zijn misstap heeft gedistantieerd (voor zover ik dat van hieruit kan
beoordelen), dat maakt hem in mijn ogen toch niet bepaald geschikt om in gelijk
welk jazzcombo mee te spelen. Maar ik vind het wel iets interessants om over na
te denken: welke filosofen zijn jazzy en welke niet?
Wat je overigens over Lucebert zegt, en zijn ondanks zijn
ongeschoold zijn sprankelende creativiteit, is zeer zinvol: de vrijheid van de
dilettant.