R treedt op deze blog
aan als gast. Hij neemt zich voor mij 365 berichten te sturen en hij gaf mij de
toestemming deze berichten hier te plaatsen.
R wenst anoniem te
blijven.
Dag Pascal,
Ik hou van de overheid. Iedereen zou moeten houden van de
overheid. De overheid, dat zijn wij. Het zijn onze belangen die de overheid
dient, met ons geld en onder ons toezicht. Natuurlijk kan alles beter, maar
toch iets om trots op te zijn, zou ik denken. Maar ik behoor geloof ik tot de minderheid.
Voor velen is de overheid een noodzakelijk kwaad en een onophoudelijke bron van
ergernis en falen. De markt kan volgens de heersende opvatting alles wat de
overheid doet, per definitie beter. En beter is dan vooral goedkoper.
Dat is natuurlijk niet waar. De overheid is een appel, de
markt een peer. De markt heeft ten doel haar winst te maximaliseren. Niets op tegen,
maar dat is een heel andere, en veel engere doelstelling dan de opdracht die de
overheid voor ons uitvoert. Die vraagt om een bredere afweging dan alleen de
financiële consequenties. Toch lijkt de overheid hiervan nog het minst
overtuigd. Zij brengt nog steeds massaal taken, en daarmee ook ambtenaren, naar
de markt. Ik zit in zo’n markt: de automatisering.
De Nederlandse overheid werkt vanaf 2017 volledig
digitaal. Applaus, zou je zeggen, maar ik zou nog even wachten met klappen.
Want de hele automatisering is uitbesteed aan bedrijven. Van advies tot en metbeheer.
En bedrijven doen alles wat niet bij wet verboden is om hun winsten te
maximaliseren. Dus als het hen helpt om dealtjes met elkaar sluiten, failliet
te gaan, te fuseren of gekke dingen te doen, staat de overheid machteloos. Net
zo machteloos als in de financiële crisis, waarin de overheid zich ook volledig
afhankelijk voelde van de banken en zich genoodzaakt voelde hen een blanco
cheque te verstrekken. Herhalingsgevaar = 100%. Echt waar. Bah.
En hoe kan dat nou? Hoe kan de overheid het publieke
belang nou aan de bedrijven verkopen? Waarom is ‘socialist’ een scheldwoord?
Waarom zijn ambtenaren geen helden maar losers? Wat voor samenleving is dat,
die dat vindt? Dat brengt ons bij Remco Campert:
Verzet begint niet
met grote woorden
Verzet begint niet met grote woorden
maar met kleine daden
zoals storm met zacht geritsel in de tuin
of de kat die
de kolder in zijn kop krijgt
zoals brede rivieren
met een kleine
bron
verscholen in
het woud
zoals een vuurzee
met dezelfde
lucifer
die een
sigaret aansteekt
zoals liefde met een blik
een aanraking
iets dat je opvalt in een stem
jezelf een vraag stellen
daarmee begint
verzet
en dan die vraag aan een ander stellen
Groet, R