zondag 10 november 2013

debuut 52


Te weinig

Uit de biografische notitie, wellicht een autobiografische notitie, achterin de debuutbundel GVDKU leren we dat Freda Kamphuis (1965) ‘na jaren van leven, beleven, zoeken, vinden, vliegen, vallen, werken, schrijven, kunst en alle andere dingen, probeert (om) het leven, vaak tegen beter weten in, vooral als speeltuin te blijven zien’. Daar spreekt, misschien tegen beter weten in, zeer veel resignatie uit en het is nog maar de vraag of wij ons daardoor moeten laten bewegen om deze bundel niet onder de ‘andere dingen’ te rubriceren. Want kunst zou ik hem toch niet noemen.

GVDKU?, hoor ik u vragen. Inderdaad, het klinkt als een vloek. ’t Is niet bepaald een gelukkige instap, zo’n titel – maar ja, het is natuurlijk een woordspelletje, geheel conform Kamphuis’ overlevingsstrategie, die erin bestaat het leven als een speeltuin te zien. Moet kunnen, ben je dan geneigd te denken, maar wat betekent ‘GVDKU’ in godsnaam? We kunnen er misschien eens het titelgedicht op naslaan.

godverdomme
één lettergreep te weinig
o godverdomme

Dit is niet meer dan een taalspelletje, natuurlijk. Een taalspelletje in de speeltuin van het leven. Van het leven van Freda Kamphuis wel te verstaan.  En mocht u eraan twijfelen, zij weet wel degelijk wat een haiku is, zoals blijkt uit de haiku ‘Wat is een haiku-haiku’:

vijf lettergrepen
zeven lettergrepen en
vijf lettergrepen

…wat een juiste definitie van een haiku maar geen goede haiku is. Beter is de haiku ‘Begrensd’:

Een bonsai-boompje
past perfect in een haiku
al weet ik niet hoe.

Kamphuis’ debuutbundel staat vol van dit soort spelletjes en ik denk dat het beter is om er een van de enkele beter geslaagde pogingen uit op te vissen die mij alsnog doen geloven in Kamphuis’ vermogen te bevatten waar het in de poëzie om draait. Ik neem het gedicht ‘Zonder vogels’ en laat de ‘andere dingen’ – woordspelinkjes à la ‘Kouden van dagen’ en ‘snelgrimsroutes’, of in een keurslijf van rijmdwang gepropte waarneminkjes en knullige uitingen van ‘visuele poëzie’ (nonsensicale opeenhopingen van letter- en leestekens die op geheel grafische wijze ‘iets’ voorstellen) – over aan de liefhebbers. 

Wezen van iets
omschreven
door
woord is
eigenlijk niets

onmachtige
taal – het staat
er te klein het
staat er te
schraal

de vogels
vliegen
veel
mooier dan
in dit gedicht

dat zichzelf
moest
herschrijven
tot dat
wat hier ligt.

Een paar keer heeft Kamphuis een goed idee gehad, maar ze slaagt er niet in om het op een interessante manier te verwoorden. Zoals ze dat wel enigszins doet in het gedicht ‘Echtpaar’, waarin ze de zich tot meedogenloze eeuwigheid uitstrekkende matrimoniale gevangenschap van de pantoffelheld evoceert:

Haar strenge regime bepaalt zijn wetten
zoveel dingen waar hij op moet letten
gebogen sluipend door haar huis
durft hij nog geen wijzer te verzetten.

Of neem het drieregelige gedicht ‘Zinnebeeld’, zelf niet meer dan een zin, in stukken gehakt: ‘Het punt van de / dood is dat het / stopt na de zin.’

Een goed gedicht en een paar ideetjes: dat is te weinig.

Freda Kamphuis
GVDKU
Nr. 16 in de reeks Eigentijdse Poëzie
Voetnoot, Antwerpen, 2012
64 p./ € 16

Deze recensie verscheen in Poëziekrant