Te weinig
Uit de biografische notitie, wellicht een autobiografische notitie, achterin de debuutbundel
GVDKU leren we dat Freda Kamphuis
(1965) ‘na jaren van leven, beleven, zoeken, vinden, vliegen, vallen, werken,
schrijven, kunst en alle andere dingen, probeert (om) het leven, vaak tegen
beter weten in, vooral als speeltuin te blijven zien’. Daar spreekt, misschien
tegen beter weten in, zeer veel resignatie uit en het is nog maar de vraag of
wij ons daardoor moeten laten bewegen om deze bundel niet onder de ‘andere
dingen’ te rubriceren. Want kunst zou
ik hem toch niet noemen.
GVDKU?, hoor ik u vragen. Inderdaad, het klinkt als een vloek. ’t
Is niet bepaald een gelukkige instap, zo’n titel – maar ja, het is natuurlijk
een woordspelletje, geheel conform Kamphuis’ overlevingsstrategie, die erin
bestaat het leven als een speeltuin te zien. Moet kunnen, ben je dan geneigd te
denken, maar wat betekent ‘GVDKU’ in godsnaam? We kunnen er misschien eens het
titelgedicht op naslaan.
godverdomme
één lettergreep te weinig
o godverdomme
Dit is niet meer dan een taalspelletje, natuurlijk. Een
taalspelletje in de speeltuin van het leven. Van het leven van Freda Kamphuis
wel te verstaan. En mocht u eraan
twijfelen, zij weet wel degelijk wat een haiku is, zoals blijkt uit de haiku
‘Wat is een haiku-haiku’:
vijf lettergrepen
zeven lettergrepen en
vijf lettergrepen
…wat een juiste definitie van een haiku maar geen goede
haiku is. Beter is de haiku ‘Begrensd’:
Een bonsai-boompje
past perfect in een haiku
al weet ik niet hoe.
Kamphuis’ debuutbundel staat vol van dit soort spelletjes en
ik denk dat het beter is om er een van de enkele beter geslaagde pogingen uit
op te vissen die mij alsnog doen geloven in Kamphuis’ vermogen te bevatten waar
het in de poëzie om draait. Ik neem het gedicht ‘Zonder vogels’ en laat de
‘andere dingen’ – woordspelinkjes à la ‘Kouden van dagen’ en ‘snelgrimsroutes’,
of in een keurslijf van rijmdwang gepropte waarneminkjes en knullige uitingen
van ‘visuele poëzie’ (nonsensicale opeenhopingen van letter- en leestekens die
op geheel grafische wijze ‘iets’ voorstellen) – over aan de liefhebbers.
Wezen van iets
omschreven
door
woord is
eigenlijk niets
onmachtige
taal – het staat
er te klein het
staat er te
schraal
de vogels
vliegen
veel
mooier dan
in dit gedicht
dat zichzelf
moest
herschrijven
tot dat
wat hier ligt.
Een paar keer heeft Kamphuis een goed idee gehad, maar ze
slaagt er niet in om het op een interessante manier te verwoorden. Zoals ze dat
wel enigszins doet in het gedicht ‘Echtpaar’, waarin ze de zich tot
meedogenloze eeuwigheid uitstrekkende matrimoniale gevangenschap van de
pantoffelheld evoceert:
Haar strenge regime bepaalt zijn
wetten
zoveel dingen waar hij op moet
letten
gebogen sluipend door haar huis
durft hij nog geen wijzer te
verzetten.
Of neem het drieregelige gedicht ‘Zinnebeeld’, zelf niet
meer dan een zin, in stukken gehakt: ‘Het punt van de / dood is dat het / stopt
na de zin.’
Een goed gedicht en een paar ideetjes: dat is te weinig.
Freda Kamphuis
GVDKU
Nr. 16 in de reeks Eigentijdse Poëzie
Voetnoot, Antwerpen, 2012
64 p./ € 16
Deze recensie verscheen in Poëziekrant