De tovertrucs van
een moederskind
Marcel Proust
Op 14 november was
het honderd jaar geleden dat het eerste deel van Marcel Prousts A la recherche
du temps perdu verscheen. Het werk is nog altijd actueel en hot, maar waar zit
hem dat nu precies in?
Door Margot
Dijkgraaf
André Gide, die
namens uitgeverij Gallimard besloot A la recherche du temps perdu niet uit te
geven, zou de literatuurgeschiedenis ingaan als de man die de blunder van de
eeuw beging. Zijn latere excuusbrief aan Proust en alle kladjes die eraan
voorafgingen komen op 26 november bij Sotheby’s onder de hamer. Geschatte
opbrengst: anderhalve ton.
A la recherche du
temps perdu is een evergreen. Als er in de populaire televisieserie The
Sopranos wordt verwezen naar een Madeleine, Prousts bekende schelpvormige
cakeje, begrijpt iedereen dat er een herinnering aan komt. Als een personage in
1q84 van Haruki Murakami zich terugtrekt om het hele oeuvre van Proust te
lezen, dan weet je dat die er niet op rekent snel terug te keren.
Proust is verstript
en verfilmd. Zo heeft een elitair werk par excellence een plek veroverd in de
populaire cultuur. ‘Een kathedraal!’ roept men. ‘Een caleidoscoop!’ Maar wat is
er zo bijzonder aan Proust? Waarom zou je zijn werk nu nog lezen, wat heb je
eraan en – om in de terminologie van deze tijd te blijven – wat levert het op?
Proust lezen is een
worsteling: het oeuvre is gigantisch en een navertelbaar plot is er nauwelijks.
De zinnen zijn kronkelig, ingewikkeld, paginalang en zitten vol lastige
vergelijkingen en mini-essays. Inzicht in de compositie krijg je pas na vele
bladzijden.
De cyclus speelt
zich af in kringen van de aristocratie van rond 1900. Meer dan honderd
personages passeren de revue, van ‘jeune fille en fleur’ Albertine tot de
schrijver Bergotte, van dokter Cottard tot de getapte Charles Swann en vele
adellijke figuren, kunstenaars en ambassadeurs. ‘Teveel hertoginnen en
gravinnen’, zo luidde het commentaar van Gide al.
En dan de
verteller: dat is geen echte held, geen avonturier of anderszins bewonderenswaardig
personage waarmee je je graag wilt identificeren. Het is eigenlijk een
overgevoelige, ziekelijke zeurpiet. Een man die binnen bleef, in zijn met kurk
beklede kamer, onder vijf donsdekens, de ene na de andere kop koffie drinkend,
onderwijl bijna stikkend in zijn zoveelste astmatische hoestbui. Noch Prousts
gerespecteerde vader, hoogleraar in de hygiëneleer, noch zijn broer, een
chirurg, had er een medicijn tegen kunnen vinden. De beste artsen waren volgens
hem die dokters die wisten hoe het voelt ziek te zijn.
Maar wat krijgt je
dan wel te pakken? Het is de taal, het ritme, de reflectie, de roes. De
haarscherpe observatie, het psychologisch inzicht, de ontleding van karakters,
het miraculeuze weefsel dat je onder je ogen ziet groeien, de tovertrucs
waarmee de auteur het verleden tot leven brengt, een kleine wereld die uitdijt
tot een fenomenaal universum. Spannend of avontuurlijk wordt het niet, maar wie
houdt van een sierlijke omweg met wat vergezichten komt aan zijn trekken.
Om van Proust te kunnen
genieten moet je de tijd nemen. Dan sta je om te beginnen stil bij de
overkoepelende titel: Op zoek naar de verloren tijd – actueler kan het bijna
niet in een wereld waar tijd geld is, waar de meeste mensen geen moment meer
hebben om te verkruimelen.
Wat is tegenwoordig
verloren tijd? De tijd waarin je geen geld verdient? Tijd waarin je off line
bent? Of is het de tijd waarin je luiert en mijmert, omdat dan onze
creativiteit wordt aangewakkerd?
Wie uitgenodigd wil
worden tot nadenken, vindt in Proust de perfecte motor. Proust denkt na over de
liefde, over homoseksuele relaties en over zijn tijd: de Dreyfus-affaire, de
uitvinding van de telefoon, de röntgentechnologie, het vliegtuig.
Hij ziet het morele
verval van zijn tijd, herschept zijn eigen verleden en dat van Frankrijk. Al
doende ontdekt Proust zijn eigen, unieke methode als de verteller zijn
Madeleine in lindenbloesemthee doopt. De smaak ervan brengt een stroom
herinneringen op gang aan zijn vakanties bij zijn grootouders in Combray: ‘Heel
Combray kwam tevoorschijn uit mijn kopje thee.’ Bij Proust zijn het de
zintuiglijke ervaringen – een geur, een geluid, een smaak – die herinneringen
ineens aan de oppervlakte brengen.
Het is het toeval,
veel meer dan de bewuste wil en de ratio, dat het verleden tot leven brengt.
Al mijmerend
noteert Proust, te midden van al die verfijnde emoties, levenswijsheden die
beroemd werden. ‘Geluk is goed voor het lichaam, maar lijden maakt de geest
sterker’. Pas als we verdriet hebben, groeien we, worden we sterker. Bij Proust
wordt verdriet vaak veroorzaakt door jaloezie. Niet uitgenodigd worden voor een
diner, niet de zo hartstochtelijk gewenste nachtzoen krijgen van je moeder, een
salon bestieren die niet zo populair is als die van je rivale.
Maar vooral de
afgunst die je kunt voelen als je verliefd bent op iemand wiens leven je niet
volledig kent, is moordend, laat Proust zien. Niet het verleden kennen van
Odette, niet op de minuut weten met wie ze haar tijd doorbrengt, niet begrijpen
waarom haar ogen oplichten, is een kwelling voor de verliefde Charles. Maar
‘dat lijden waartegen we vechten is ons ook van dienst’, ‘het leidt ons via
ondergrondse wegen naar de waarheid’. En daar loopt de rechte lijn van Proust
naar Michel Houellebecq, die al vroeg verkondigde dat wie een groot dichter wil
worden, eerst moet lijden – hoe harder hoe beter.
Het laatste deel
van de Recherche, Le temps retrouvé, postuum gepubliceerd, maar al vroeg
geschreven, vormt de apotheose van het werk. Waarom zou een mens lezen? ‘Elke
lezer is de lezer van zijn eigen ik’, zegt Proust, ‘het werk van de schrijver
is slechts een soort optisch instrument dat de lezer wordt aangereikt zodat
deze kan onderscheiden wat hij zonder dit boek misschien nooit in zichzelf zou
hebben ontdekt.’
Ontdek jezelf, zegt
hij eigenlijk, en word wie je bent. Al lezende leer je jezelf beter kennen.
Maar ook – en dat is net zo belangrijk voor Proust – leer je de ander kennen.
Zijn werk gaat over kijken naar de ander, inzicht krijgen in het gedrag van de
ander. Waarom roddelt die gravin? Hoe komt het dat de chauffeur meer stijl
heeft dan de huisknecht? Wat drijft de niet-adellijke dame die zo graag tot
aristocratische kringen toegelaten wil worden?
Alleen door de
kunst kunnen we aan onszelf ontsnappen, schrijft Proust. Dankzij de literatuur
kunnen we de wereld door andermans ogen bekijken. Literatuur is kennis,
literatuur is nuttig in het leven. Ook – en vooral – voor mensen die nooit een
boek lezen. De ijdele advocaat die overloopt van ambitie, ziet bij Proust hoe
een verwante narcist in het zand hapt. De hoge ambtenaar die op alle recepties
met egards wordt ontvangen, leest bij Proust wat er achter zijn rug over hem
wordt gezegd. De hopeloos verliefde leest bij Proust hoe het lijden ook ineens
afgelopen kan zijn.
Proust laat zien
hoe je je actief je verleden kunt toe-eigenen, hoe je je geest kunt verruimen,
hoe je effectiever greep op je leven kunt krijgen. Proust bestudeerde de vraag
‘hoe zit een mens psychologisch in elkaar’. In zijn oeuvre leert hij je alle
kneepjes van het vak.
Recent verschenen: Jean-Paul en Raphaël Enthoven:
Dictionnaire amoureux de Proust. Plon. € 27,50
Marcel Proust: Lettres à sa voisine. Gallimard. €
16,95
Marcel Proust: Mon cher petit. Lettres à Lucien
Daudet (1895-1897, 1904, 1907). Gallimard. € 15,95
Dit artikel is
verschenen in het NRC Handelsblad van vrijdag 15 november 2013 op pagina 9
Geachte meneer Cornet,
Het artikel hierboven werd vandaag gepubliceerd in NRC
Handelsblad.
Wellicht interesseert het u als Proust liefhebber en
kenner.
Daarom stuur ik het u toe. Ik weet niet of u het al
gelezen hebt.
In de Courant stond ook een mooie foto uit de Film Time
Regained van Ruiz, als illustratie.
Wij hebben Inmiddels de hele Recherche gelezen tot ons
grote genoegen.
Inmiddels ben ik opnieuw begonnen, hetgeen vrijwel
onvermijdelijk was.
Maar nu ook met uw notities uit de blog Rechercheur.
Daarvoor wil ik u nogmaals mijn complimenten maken.
Ik hoop dat u binnenkort deze blog weer eens wilt
voortzetten, omdat u met uw leeservaring ons weer op nieuwe perspectieven in
het werk van MP kunt wijzen.
Hartelijk dank daarvoor.
Met groet, Arie van Drongelen