woensdag 15 januari 2020

vorig jaar 62

190115

Ofer, het tweede kind van Ora, die met Ilan leeft, de vader van haar eerste kind, Adam, is van Avram, de man die Ora eigenlijk het meest bemint. Maar Avram weigert het kind te aanvaarden, meer nog, hij bezweert Ora nooit aan iemand kenbaar te maken, behalve aan Ilan, wie de echte vader van Ofer is. Ora wordt met een geheim beladen, verzwaard, bezwaard. En zo’n gewicht weegt zwaar, wie het moet torsen wordt erdoor mismaakt: ‘Ora voelde hoeveel kou er lag opgeslagen achter haar ogen, en ze zei tegen zichzelf dat het geheim en de geheimhouding haar al in bochten begon te dwingen en haar verwrongen.’ (Grossman, Een vrouw op de vlucht…, 306) Het geheim en de geheimhouding: het onderscheid is belangrijk. Want wie het geheim moet bewaren, moet liegen en verliest daardoor zijn geloofwaardigheid. En mensen merken het altijd, dat je liegt. Ook als ze het niet merken. Of als ze voorwenden het niet te merken. Om je te sparen. Wat ze doen omdat ze je graag hebben en je willen ontzien. Maar dat is dan ook niet waarachtig. De eerste leugen, om het geheim te bewaren, is de eerste dominosteen van een hele rij: de eerste leugen brengt een tweede voort, en die op zijn beurt, enzovoort. * (…) * (…) En dan val ik weer in slaap, en ik word een tijd later wakker met een interview met Bart De Wever, afgenomen door het kef- of schoothondje Michael Van Droogenbroeck, die amechtig zijn vragen stelt, onderbreekt, schijnbaar in aanbidding maar doodsbenauwd zelf af te gaan, of een kans te missen om zich te profileren, terwijl die andere die hijgerigheid met voelbare minachting, afwachtend, rustig over zich heen laat gaan. * Wat dat daten zo moeilijk maakt, is dat je je moet uitleveren aan de contingentie. Je moet het toeval aanvaarden. En het toeval is veel te klein voor zoiets groots als de liefde. In een ‘normale’ ontmoeting met de partner van je leven, wanneer je haar tegenkomt op café of bij een gemeenschappelijke kennis of in een vereniging of wat dan ook, lijkt het een lotsbestemming: we moésten elkaar ontmoeten, het stond in de sterren geschreven. Zo’n datingsite daarentegen is op een veel te opzichtige manier een loterij, en iets zo gewichtigs als het kiezen van een bondgenoot voor, eventueel, de rest van je leven, laat je niet over aan de willekeur waarmee door die bollentrommel de ‘matches’ worden gegenereerd. Bovendien speelt die ‘rest van je leven’ natuurlijk ook mee. Wanneer je op je twintigste een lief zoekt, denk je er niet aan dat het de laatste moet zijn. Je denkt er ook niet aan dat het de eerste moet zijn van een hele reeks. Je denkt gewoon niet aan dat soort eindigheid. Op je bijna-zestigste liggen de zaken wel even anders. Als je dan een lief zoekt, ligt dat gewicht van ‘het zal allicht de laatste zijn’ daar wel bovenop. Het is een verpletterend gewicht, je mag er niet aan denken want het maakt je volslagen impotent. Dat besef dat het wel eens de laatste kans zou kunnen zijn, werkt verlammend, het is onverdraaglijk. Als je er te veel aan denkt, doodt het meteen elke vreugde. Dát is het wat heel dat datinggedoe zo uitputtend maakt. Het mag niet lang duren: je moet op een gegeven ogenblik de knoop doorhakken, ook al weet je dat die mogelijkheid, die zich dan toevallig aandient, niet de beste kan zijn, niet de beste zál zijn. * Een vrouw op de vlucht…, 321-323: de vierjarige Ofer ontfutselt aan zijn moeder de waarheid over de herkomst van vlees en beseft dat mensen daarvoor dieren moeten doodmaken. De eerste kras op de ziel van een onschuldig kind. Een geschonden vertrouwen. Pleidooi voor vegetarisme. *