woensdag 22 januari 2020

parallel 141

De klassieke beeldhouwers echter waren er wel volledig van doordrongen toen ze, bij de voltooiing van hun werk, voor het probleem stonden om vorm en afmeting te geven aan een orgaan dat ontoereikend was en niet paste bij de rest van het lichaam dat ze in volmaakte harmonie hadden gemodelleerd, en dat losten ze op door het te verkleinen, heus niet uit preutsheid, maar omdat ze in dat seksueel attribuut nou juist de evenwichtsverstoring zagen, het pleonasme, het dissonante element dat in staat was het hele beeld iets absurds te geven, op de eerste plaats vanwege het perverse vermogen om de blik van de toeschouwer naar zich toe te trekken.

Eduardo Albinati, De katholieke school, 346

ǁ

Onder de douche na de wedstrijd kan ik mijn ogen moeilijk van hem afhouden – de David, maar dan met een grotere lul.

Tommy Wieringa, Caesarion, 98