zondag 19 januari 2020

parallel 140


Het is afschuwelijk om je de toevalligheid van het leven voor te stellen. Er hadden net zo goed twee andere van de miljoenen kiemcellen kunnen samenkomen en er was een ander mens geweest; niet ik, maar deze of gene onbekende broer, en god weet wat voor vreemde snuiter dat geweest was. Er had net zo goed een ander van de duizenden of miljoenen mogelijke broertjes geboren kunnen worden; wel, ik was het die het juiste lot trok en zij kwamen er bekaaid af; niets aan te doen, we konden niet allemaal geboren worden.

Karel Čapek, Een doodgewoon leven, 174

ǁ

U verbaast zich hoe deze materie, willekeurig door elkaar gemengd volgens de grillen van het toeval, een mens heeft kunnen vormen, aangezien er zo veel dingen nodig waren voor de vorming van zijn wezen.

Italo Calvino citeert Cyrano de Bergerac, Zes memo’s voor het volgende millennium, 31-32