woensdag 29 januari 2020

LVO 101


De paragrafen 101 en 102 vormen de epiloog bij deel 1 van mijn autobiografie, 'Het sanatorium van Aalst'


Stefan Zweig66 legt het verband tussen wat hij het magische kernpunt noemt, de wezenskern zou je kunnen zeggen van de persoonlijkheid, en de verwekking. Alles ligt in de verwekking besloten, die microscopisch-gigantische loterij, die aleatoire overdracht van genen en mogelijke verledens naar dat nieuwe unieke wezen dat hier, op deze stoel gezeten, aan deze tafel, op deze computer die ene tekst zit te schrijven die maar tot leven komt wanneer iemand, u bijvoorbeeld, hem leest – en die iemand heeft ook zo'n magisch kernpunt.

Maar wat kan over die verwekking worden gezegd? Ik weet het, de echografiebeelden die ons er heel vroeg van overtuigen dat er al in een vroeg stadium van de voorgeboorte sprake is van menselijkheid, van humaniteit – met die grijpgrage vingertjes en die spartelende, schoppende beentjes, ja, zelfs met een te determineren (en vervolgens door de ouders al dan niet voor de buitenwacht te verzwijgen) geslacht – die echografiebeelden doen ons vermoeden dat er tussen verwekking en geboorte al iets als identiteit in de maak is. Maar wat heb ik daar zelf aan? Ik kan mij hoogstens proberen iets voor te stellen bij de omstandigheden waarin mijn moeder (bij mijn weten voor de vijfde keer) zwanger was en, dieper in het verleden, van de manier waarop deze zwangerschap tot stand was gekomen: innig of niet, gewenst of niet, in een lang verbeide omstrengeling of tijdens een onstuimige, wanhopige of wie weet misschien zelfs gewelddadige en helemaal niet zo liefdevolle liefdesdaad. Of laat het mij neutraler uitdrukken: tijdens een geslachtsgemeenschap. Ik kan mij met betrekking tot mijn conceptie hoogstens iets bij elkaar fantaseren. Het materiaal dat ik daarvoor nodig heb, put ik uit de reconstructies van de voorgeschiedenissen van mijn ouders – en ook die reconstructies zijn onvermijdelijk verdichtingen.

Wie je bent, hangt in grote mate af van wie je ouders waren. Vatbaarheid voor ziekten, levensduur, karaktereigenschappen en – zéér belangrijk – de kwetsuren die zij in hun kindertijd hebben opgelopen en via de opvoeding doorgeven: dat zijn maar enkele van de richtinggevende factoren waarop je als individu geen enkele impact kunt uitoefenen. Ten goede of ten kwade, de fysieke, psychologische en zelfs historische erfelijke belasting is uitermate bepalend. Je kunt iemand niet kennen als je niet ook van zijn of haar ouders een beeld hebt kunnen vormen. Velen doen er een leven over om met hun ouders af te rekenen, en vaak neemt dat proces zoveel tijd in beslag dat er ondertussen alweer kinderen op de wereld zijn gezet, die zelf ook met de gevolgen van een op het moment van hun geboorte niet voltooide afrekening worden opgezadeld.

Maar wie je uiteindelijk wordt, hangt in grote mate van jezelf af. En die eigen inbreng wordt steeds groter. Hoe ouder je wordt, hoe toerekeningsvatbaarder, en hoe toerekeningsvatbaarder, hoe vrijer en verantwoordelijker – dat weet elke strafpleiter.

Volwassen worden is: het laten overhellen van de balans van wat gegeven is naar wat je zelf gekozen hebt, en in staat zijn om de gevolgen te overzien en te assumeren van de door keuzes te maken verworven vrijheid. Steeds minder een beroep doen op het argument ‘Ik ben nu eenmaal zo’.

Een foetus is voor niets verantwoordelijk, kinderen worden onschuldig geboren en dat blijven zij een paar jaar. De gebeurtenissen die hen in die eerste levenstijd vormen en die mede bepalen hoe hun ‘wezenskern’ er zal uitzien, overkomen hen en verschillen – filosofisch gesproken – nauwelijks van de biologische processen die hun bloedgroep, hun geslacht, het kleur van hun ogen, hun predispositie voor deze of gene talenten of ziekten hebben bepaald. Moeder sterft in het kraambed, vader drinkt, er komt nog een broertje of zusje bij. Of het kind valt van een stoel, loopt een voedselvergiftiging op, is getuige van iets wat het beter nooit had gezien. Zijn ouders verhuizen om de haverklap, er ontstaat onduidelijkheid over de moedertaal, het gezinsbudget is niet bepaald riant, om niet te zeggen dat er armoede heerst. Die dingen gebeuren, er is voor de ouders veel werk aan de winkel om het kind dat ze – hopelijk – gewenst hebben en bewust op de wereld hebben gezet voor onheil te behoeden.

Dingen gebeuren en vormen de ‘kneedbare cel waaruit elke groei dringt’. De opeenvolging van deze gebeurtenissen vormt de persoonlijke geschiedenis, het curriculum dat, samen met de gegeven predisposities, bepaalt hoe er tegen nieuwe gebeurtenissen zal worden aangekeken en hoe het verdere leven zal verlopen. En bij elke gebeurtenis eisen de verantwoordelijkheid en de toerekeningsvatbaarheid een groter aandeel op, en wordt de vrijheid groter.

66 Stefan Zweig, De wereld van gisteren






(wordt vervolgd)
Lees hier LVO vanaf het begin