zaterdag 25 januari 2020

LVO 98



(...) Neen, het nest waar ik uit kwam, dan. Ik prijs me gelukkig dat ik van de armoede die mijn ouders wel degelijk hebben gekend, niets bewust heb moeten doorstaan. Maar die afbladderende voordeur in Kuurne, die ik enkel van een foto ken, staat wel op mijn netvlies gebrand. (Ik kom nog terug op die foto.) En onrechtstreeks onderga ik toch nog steeds de gevolgen van die moeilijke jaren, al was het maar in een bepaald arbeidsethos en in een misprijzen voor spil- en pronkzucht.
 
Vooral mijn moeder wist ervan. Zij heeft zich haar leven lang nooit kunnen bevrijden van die typisch Zuid-West-Vlaamse mercantiele krenterigheid, die ze ongetwijfeld had geërfd van haar vader-de-vlasboer, die loonwerkers uit te betalen had en voor zijn oogsten telkens opnieuw een redelijke prijs moest negotiëren. Daar kwamen nog eens het katholieke spaarzaamheidsideaal bij dat haar door een brigade devote pinguïns en meneer pastoor was aangepraat, alsook de herinnering aan de oorlogsschaarste. Voor mijn moeder was alles duurbevochten, zij zou nooit zomaar iets uit handen geven. Tot het eind van haar leven, toen zij zich allang geen financiële zorgen meer hoefde te maken, is zij elke frank blijven omdraaien. Franken inderdaad, want in de in 2002 ingevoerde euro's heeft zij de laatste elf jaar van haar leven nooit gedacht, gewikt en gewogen, geteld.

Mijn moeder bewaarde alle kliekjes, alle restjes. Ze stuurde mij als kind met een oude broodzak naar de bakker – dat heb ik pas in retrospectief vernederend gevonden want toen vond ik het normaal: ik had geen oog voor de meewarige blik van de bakkersvrouw en de andere klanten in de bakkerij. Mijn moeder liet me in door mijn broer afgedragen kleren lopen en naaide er een stuk aan wanneer ik er op mijn beurt was uitgegroeid. Zij ontzegde zich kwaliteit, maar kon dan weer haar spaarcenten vergooien aan onzinnige ingevingen en exuberante verlangens. Over de kaas en de paté die ze aanbod op een bete broods van vier dagen oud had ik het al. Haar koffie trok op niets. Als ze een biertje of portootje aanbood, dan was het Cara of gesuikerde brol van den Aldi. Maar ze snoepte van de Parmaham die ze in grote hoeveelheden aankocht en op de bodem van haar overvolle ijskast onder nieuw aangekochte toespijzen bedolf en liet beschimmelen.

Van de weeromstuit probeerde ik haar kwaliteit voor te schotelen toen ze de laatste jaren van haar leven regelmatig kwam eten op zondagmiddag. Alsof ik haar alsnog wilde bekeren tot de zogenaamd bourgondische levensstijl die ik elders had leren appreciëren en mij had eigengemaakt. Ze deed er zich altijd aan te goed want ze at graag, om niet te zeggen dat ze schranste – ze speelde alles tot de laatste kruimel naar binnen en als er nog over was, schepte ik het voor haar in een tupperwaredoos, om mee te nemen naar huis.



(wordt vervolgd)
Lees hier LVO vanaf het begin