donderdag 2 januari 2020

vorig jaar 44


181226


Of zal ik kiezen voor die avond op een van die mannenreizen, toen we op dat terras onder de sterrenhemel maar bleven praten over kunst en de zin van het leven en de zin van kunst? We geraakten er niet uit, maar we waren over de vermoeienis en de eerste dronkenschap heen en we voelden, tot het klaar begon te worden, vriendschap en verbondenheid en niemand wou gaan slapen. (Behalve G., die was – zoals steeds – zodra het interessant begon te worden naar zijn bed getrokken.) Of wil ik in het hiernamaals voor eeuwig alleen maar terugdenken aan dat zorgeloze dobbelen en autootjes vooruitschuiven in een zelf getekende baan, een eindeloos uitgerekte 24 uren van Le Mans? Of rek ik dat halve uur (…) luisteren naar Echoes van Pink Floyd uit, zij aan zij met B., in jeugdhuis ‘t Onze aan de Sint-Katarinastraat in Assebroek – dat was in 1979? Kies ik (…) voor mijn huwelijksdag? Voor het interview dat ik in de Metropole in Brussel afnam van Kees van Kooten? Of voor die woensdagnamiddag dat ik samen met Martientje Parmentier voor het eerst naar The Beatles luisterde toen die al niet meer bestonden maar toch – en hoe! – bleven bestaan? (…) Of kies ik voor het ronddwalen in New York, die buitensporige maar o zo vriendelijke stad? Of dan toch liever Lissabon, waar je op een heel andere manier nooit verdwalen kunt. Of voor die allermooiste wandeling, in het ondergesneeuwde Ardense landschap, die keer met B. en N. en G. en I. en die rosse van D.? Ja, misschien dat laatste: die hele dag opnieuw beleven, de wandeling, de maaltijd, het drinken en dan naar bed – maar nu zou ik (…) want (…) we zijn tenslotte allemaal eenzame zielen die maar beter aan elkaar kunnen toegeven dat we elkaars warmte nodig hebben. (…) * Wandeling vanuit Villerville. Eerst over het strand, le côté de Deauville, op het natgespoelde zand – het is net vloed geweest. Slecht geklede mensen kuieren met hun honden en smartphones de zonnige kerstdag weg. Keien liggen verspreid in het zand – je vraagt je af hoe ze daar komen. Je raapt er een paar op, omwille van de vorm, gaaf en regelmatig of juist met een hoek af, omwille van de kleur. Thuis zullen ze hun betekenis verliezen, weet je nu al maar je spoelt ze toch af in de branding en stopt ze, wanneer de wind ze heeft gedroogd, in de zak van je jas. Tegen een rotsblok zit een mevrouw, gelaat naar de zon gekeerd, in meditatiehouding: de naar boven geopende handen – allicht om de chakra’s te ontvangen – op de uitstaande knieën, de ogen gesloten, de warmte in zich opnemend. Bij het punt waar de kliffen en de branding samenkomen, keren we om. We komen opnieuw bij het dorp aan, en gaan nu rechtdoor, le côté du Havre. Eerst komen we voorbij de zaal waar L. ooit een concert bijwoonde van Elliott Murphy, herinner ik mij dat hij me vorig jaar vertelde, die een lied heeft gemaakt over Patti Smith. ‘Dat was echt een memorabele avond,’ memoreert L. nu. ‘We hadden geen kaartjes, ik heb op mijn knieën moeten zitten om de portier te vermurwen. Binnen was het een groot feest. Murphy speelde de pannen van het dak. De tweehonderd aanwezigen, vooral vijftigers en zestigers, gingen uit de bol.’ Ter hoogte van de concertzaal – vroeger een casino, de letters zijn verwijderd van de gevel maar hun afdrukken staan nog in het crépi gestanst – gaat de asfaltweg over in een met keien bezaaid pad. Een maand geleden zou ik hier, met mijn herstellende heup, niet overheen zijn geraakt. Een man van in de zestig, met een joekel van een lens op zijn Nikon, heeft het over hoe mooi het licht op die natte rotsblokken in de branding valt. Hij noemt zichzelf een amateurfotograaf, en daarnaast rijdt hij ook graag met motoren. Bij de bunker maken we zelf een paar foto’s, en dan keren we terug. Opnieuw langs de fotograaf en de concertzaal, en vervolgens omhoog Villerville in, naar het pleintje waar we de auto hebben achtergelaten en, vooraleer onze wandeling aan te vatten, ons, op een bank in de zon, met een gebakje en een banaan hebben aangesterkt. (…) * Tijdens het ontbijt zetten we de strategie van het Verenigd Links op. Groen, sp.a en PVDA schrijven op een Staten-Generaal samen met de twee vakbonden ACV en ABVV een gezamenlijk groen-sociaal pact, gaan daarmee vier-vijf jaar de hort op en winnen met glans de volgende verkiezingen, die van 2024, om nog net op tijd de klimaatverandering te keren en om een definitief einde te maken aan de onaanvaardbare ongelijkheden in onze maatschappij. * Édouard Louis en Didier Éribon hebben met Ze hebben mijn vader vermoord en Terugkeer naar Reims gelijkaardige, zeer politieke en autobiografische boeken geschreven. Ik had van beide schrijvers al gehoord, maar was niet op hun lokroep ingegaan. Zowel Louis als Éribon hebben zich, terend op de kracht die ze, in een homofoob milieu, konden putten uit hun emancipatie als homoseksueel, aan hun eigen haren uit de derrie van een in rechts extremisme verzande sociologische achtergrond opgetrokken. Louis keerde terug naar zijn dorp en kon zijn dorpsgenoten overtuigen: vroeger stemden ze allemaal Le Pen, nu Mélenchon. * Wandeling vanuit Pennedepie, tot aan het strand van de Seinemonding – aan de overkant Le Havre en de haven van Le Havre. Hier zijn er, in tegenstelling tot gisteren, veel keien met een gat in. Hoe komen die gaten in die keien? We praten over de geschiedenissen van de gezinnen waaruit we zijn voortgekomen. L. groeide op in een eenvoudig gezin in het Hageland. De mensen kwamen er hun hele leven niet verder dan Tienen of Diest. Geen geld, geen cultuur. Vader was metaalarbeider in een weegschalenfabriek, maar die ging failliet en dan mocht hij zich nog gelukkig prijzen dat hij werk vond als klusjesman aan de universiteit van Leuven, en later in de bibliotheek aldaar. Er werden geen reizen gemaakt, behalve eens een uitstap naar Monschau of een weekje in een Blankenbergs souterrain; het avontuur zochten de kinderen op in ‘het oerbos’ achter het huis, dat nu gerooid is: het moest plaatsmaken voor bejaardenbungalows. Toen vader in de universiteitsbibliotheek werkte, gebeurde het, zo vertelt L. schijnbaar zonder te beseffen dat hij een anekdote in handen heeft die niet zou misstaan in een serie als La meglio gioventù, dat vader en zoon oog in oog kwamen te staan toen de zoon, L. dus, aan het hoofd van een tweehonderdkoppig gezelschap demonstranten de leeszaal kwam bezetten en bovenop een van de gepolitoerde tafels sprong om het gevolg toe te spreken. Vader dook onder de leeszaaltoog omdat hij niet wilde dat iemand de link tussen hem en die tafelspringer zou detecteren, er niet meteen bij stilstaand dat hij dat verband juist door die evasieve beweging extra in de verf zette. * (…) *