12.
Grenzen zijn
niet altijd duidelijk aanwijsbaar. In de meest gangbare betekenis van het woord
zijn ze dat wel – dan zijn grenzen à la
limite te herleiden tot een lijn op de kaart, een streep door het
landschap. Al nemen ze ook dan soms afwijkende vormen aan. Sommige
Nederlanders, bijvoorbeeld, beschouwen België als een heel dikke grens tussen
hun land en Frankrijk. Je moet er door, het is nu eenmaal niet anders. Of neem
een ander voorbeeld. In het Waalse regeerakkoord staat de intentie opgenomen om
4000 kilometer hagen aan te planten. Hagen zijn grenzen, zo je wil, tussen
akkers of weilanden. In de jaren zeventig werden er nog subsidies uitgekeerd om
die hagen te rooien. Nu is men tot een beter inzicht gekomen. De grens wordt
hier een symbool van vruchtbaarheid en diversiteit. En je kunt er maar moeilijk
door, tenzij je een gat in de haag hakt.
Een ander
soort grens is minder duidelijk afgebakend. Het is iets vloeibaars, iets wat
pas wordt overschreden wanneer iets beetje bij beetje wordt toegevoegd, tot er
een kritische massa is bereikt. En dan kun je niet meer terug. Het fenomeen
doet zich voor in de scheikunde, maar evengoed in de relaties tussen mensen –
denk aan het fameuze grensoverschrijdende gedrag – of in iets als het klimaat:
is 1,5 of is 2 of godbetert 3 graden Celsius een point of no return in de klimaatopwarming, het punt waarachter de
nefaste processen zichzelf alleen maar versterken?
Of neem de
instroom van vreemde mensen. Sommigen gewagen van ‘migrantenstromen’, of van
een ‘vluchtelingencrisis’. Ook hier kun je van saturatie spreken, eventueel.
Maar vanaf wanneer? Waar ligt het punt dat de eigen identiteit door de vermenging
met vreemde elementen definitief verandert? Bij 1, 5, 10, 25, 50 procent? Er
zijn politieke partijen die op deze onduidelijkheid teren, en op de
onzekerheden en angsten, al dan niet aangewakkerd, die eruit voortvloeien.
lees hier
vanaf aflevering 1 van dit stuk over grenzen