maandag 6 januari 2020

grenzen 11


11.

Van internet gesproken. De schermen van onze computers en smartphones vormen de grenzen waarachter wij ons voor de wereld verbergen. Het is een van de grote, en tragische, paradoxen van onze tijd dat we ons enerzijds verschansen achter onze schermen en enkel nog op de toetsen van ons klavier contact hebben met de anderen, waarbij we ons op de sociale media een rol aanmeten en onszelf geïdealiseerd voorstellen – terwijl er anderzijds nooit tevoren zo’n transparantie was: in principe kan iedereen, ook wie niet de beste bedoelingen heeft, tot in de meest delicate niches van onze privacy neuzen, zelfs zonder dat wij daar enig besef van hebben.

Het nieuwste boek van Alessandro Baricco, The Game zoals het ook in de Nederlandse vertaling heet, gaat over de parallelle werelden die we tegelijk bewonen: de zogenaamde echte realiteit en de virtuele nevenwereld. Jonge mensen zijn met die parallellie opgegroeid en vinden het perfect normaal om dubbellevens te leiden, om voortdurend heen en weer de grens tussen echt en virtueel te overschrijden. Baricco definieert de oude wereld als ‘een indrukwekkende reeks rampen’ die worden veroorzaakt door ‘de obsessie met grenzen, de verafgoding van alle mogelijke scheidslijnen, de drang om de wereld in te delen in beschermde zones die niet met elkaar in contact stonden’ (98). Daar staat de virtuele ‘nevenwereld’ tegenover van ‘het web’, ‘een wrijvingsloos systeem (…) dat ons in staat stelde al onze handelingen of woorden te laten verbreiden over de open zee van een ogenschijnlijk grenzeloze samenleving’ (143). Dit is een van de manieren waarop de globalisering, het wegvallen van de grenzen dus, zich verwerkelijkt. Het op zichzelf terugplooien, bijvoorbeeld in nationalisme, is niets anders dan wat Baricco de ‘nostalgie naar de elites’ (102) noemt.

Ook Reynebeau heeft het – in Het klauwen van de leeuw – over dat zich terugplooien. Mensen vallen uit de boot. Niet alleen vluchtelingen op de Middellandse Zee maar ook hier bij ons. Het verdwijnen van de zuilbindingen, en ‘de toenemende oppervlakkigheid van de sociale contacten’ (267) heeft geleid tot ‘de afbraak van de traditionele maatschappelijke bindingen waarmee het individu zich tevoren nog kon identificeren’. En natuurlijk is er de economische ratrace waarbij niet voor iedereen nog een elementaire bestaanszekerheid mogelijk is. Reynebeau citeert Koen Raes: ‘Het individu ervaart het bestaan als onplanbaar en krijgt de indruk dat het de controle over zijn eigen leven is verloren.’ ‘Zoiets stemt,’ aldus opnieuw Reynebeau, ‘een mens wanhopig en moedeloos. Zij die erdoor getroffen worden ervaren de wereld als “onttoverd”, beroofd van alle glorie en sacraliteit. Dat is niet het gevolg van nihilisme, maar van het “postmoderne” besef dat alle betekenissen versplinterd zijn. Ze verdwalen in een wereld die zij alleen als chaotisch ervaren, zonder houvast, en die daarom niet anders dan bedreigend kan zijn.’ Dat brengt hen in de verleiding zich ‘vast te klampen aan de laatste “reële of ingebeelde resten van een identiteit”.’ (267)

Er ontstaat een gevoel van onveiligheid. Allochtonen worden als zondebok aangewezen. Dat gebeurt, aldus Reynebeau in 1995, ‘niet uit intrinsieke boosaardigheid’. Neen: ‘Het is een manier om het latente gevoel van dreiging concreet en zichtbaar te maken’. Dat de nationalisten, de aanbidders van grenzen dus, dit ook doen, ‘geeft uiting aan hun verlangen weer te worden opgenomen in een ruimere, “natuurlijke” groep’ (266) die hun een nieuwe ‘ruime maatschappelijke binding’ voorspiegelt, een ‘geborgenheid in de natie’. (268)

Op die manier bekeken kan de slogan van de N-VA – ‘De kracht van verandering’ – als niets anders dan leugenachtig en misleidend worden bestempeld. Het kiespubliek van de N-VA wil helemaal geen verandering! De slogan refereert aan een (neo)liberaal vooruitgangsoptimisme dat leidt tot wat Ton Lemaire, over wie ik het nog even zal hebben, ‘een min of meer dwangmatige bedrijvigheid’ noemt. Maar passen het wantrouwen ten aanzien van de toekomst en de conservatieve hang naar het verleden van het Vlaams-nationalistische electoraat daar niet op als een tang op een varken? Verandering, oké – tout se transforme, wist Lavoisier – maar om wat te doen? Wat houden we over als alles veranderd is? Dat is niet duidelijk. Hier wordt de verandering an sich aanbeden. Hetzelfde soort magisch denken vinden we ook terug in het eerste artikel van de N-VA-statuten: ‘In haar streven naar een beter bestuur en meer democratie kiest de Nieuw-Vlaamse Alliantie logischerwijs voor de onafhankelijke republiek Vlaanderen’. Maar ook hier geldt: een onafhankelijk Vlaanderen, om wat te doen, zeker in een geglobaliseerde wereld? Waarom een nieuwe grens trekken in een wereld waar sowieso volop alle grenzen aan het verdwijnen zijn?

Ik geef in deze context een citaat van Karl Popper ter overweging: ‘Ik denk dat iedere vorm van nationalisme van een misdadige arrogantie is en een mengeling van lafheid en domheid. Lafheid, omdat de nationalist de ondersteuning van de meute nodig heeft: hij heeft de moed niet om alleen te staan. Domheid, omdat de nationalist denkt dat hij en zijn gelijken beter zijn dan anderen.’



lees hier vanaf aflevering 1 van dit stuk over grenzen