Uit de vloeibare wand plukte ik een roodborstje, dat braaf op de rug van mijn hand bleef zitten terwijl zijn pluimage aanhoudend van kleur veranderde: zijn borst werd geel en blauw en paars en dan weer gewoon rood. Ik vroeg me af of zijn naam dan telkens mee veranderde, maar ik kon er geen zinnig antwoord op bedenken.
Toen ik een jaar later weer naar mijn hand keek, was het kleurborstje
veranderd in een egel met zachte smaragdgroene stekels. Het diertje richtte
zich op, bleef op zijn achterpoten staan en reikte me een klein zwart blokje
aan.
Roderik Six, Vloed,
60-61