dinsdag 26 januari 2016

vierenvijftig 107



19 januari 2016

dinsdag

DIEPGANG / AUTOBIOGRAFIE / WEDEROPSTANDING / VRIESKOU

Wat een diepgang bereikt Marías! Op een gegeven ogenblik gaat het over de rouw, en hoe die altijd voorbijgaat – tenzij hij zich pathologisch-narcistisch blijft wentelen in zichzelf, of zich dramatiseert in een zelfmoord. De rouw is altijd eindig: het sterfgeval dat men betreurt lijkt te verstenen als historische werkelijkheid; het wordt een gegevenheid, een feit. Als dusdanig verliest het zijn emotionele impact, het wordt gededramatiseerd. Ja, het wordt zelfs banaal want feiten zijn banaal. Van de feiten in het leven van een ander bijvoorbeeld kunnen we ons moeilijk voorstellen hoe belangrijk ze ooit zijn geweest – ‘op den duur zijn het allemaal gegevens en niets is al te belangrijk, alles wat ons overkomt of wat aan ons voorafgaat past in enkele regels van een verhaal’ en ‘per slot van rekening kunnen we alleen maar oppervlakkig zijn voor vrijwel iedereen, een schets, een paar losjes getekende lijnen’. Dat tot feit afgezwakte drama vormt mede de identiteit die we voortaan aannemen. Wij kunnen niet anders dan ons leven onder dit nieuwe, afgezwakte licht te hervatten. We zijn voortaan, niet alleen voor onszelf maar in de eerste plaats voor de anderen – vandaar dat die zo’n belangrijke rol spelen in het rouwproces –, niet langer de echtgenote of de echtgenoot, maar de weduwe of de weduwnaar van, en dat is een essentieel onderscheid voor wie we zijn, al was het maar omdat we opnieuw echtgenote of echtgenoot kunnen worden.
Dit zijn geen gemakkelijke, voor de hand liggende gedachtegangen, maar Marías slaagt erin om zijn lezer er heel ver in mee te voeren door bezwerend te schrijven, door de ideeën te verpakken in dialogen, die vaak monologen zijn, uitgesproken met een grote overtuigingskracht, snel en weinig ruimte voor twijfel latend; hij verkent exhaustief alle mogelijkheden van een situatie of denkpiste, hoe de gebeurtenissen zich hebben voorgedaan en wat er de mogelijke verklaringen voor zijn, en hoe de mensen (de nabestaanden) ermee omgaan en er zin aan proberen te verlenen. Dit proza is verslavend, het sleept ons mee en, jawel, het brengt mij tot nieuwe en werkelijk levensbelangrijke inzichten. (Javier Marías, De verliefden, 127-129) ¶

© rr
W.F. Hermans: voor een autobiografie is het kiezen tussen pest en cholera want volledigheid leidt tot onleesbaarheid, selectie tot onwaarheid. Dat is natuurlijk een vals dilemma want de negatie van leesbaarheid is niet dezelfde als die van waarheid. Het criterium van leesbaarheid beantwoordt – min of meer maar dan toch meer meer dan min – aan een objectiviteit. Wat waarheid is, is, zeker als het om een mensenleven gaat, en a fortiori als het om een mensenleven gaat dat door de persoon in kwestie zelf wordt beschreven, aan een continue herschrijving onderhevig. De leesbaarheid van een tekst moet aan bepaalde, vaak in conventies vastgelegde, maar dan toch vastgelegde, criteria beantwoorden. Een leven is nooit ten volle leesbaar. Het wordt een zoektocht naar de juiste weg tussen beide onmogelijkheden door. (Otterspeer, De mislukkingskunstenaar, eerste deel van de biografie van W.F. Hermans) ¶

In de reacties die volgen op het stukje dat ik over David Bowie’s ‘Lazarus’ schreef, wordt gewag gemaakt van ziel en verrijzenis. Dat Bowie daarop heeft gezinspeeld. Mogelijk, maar dan niet in een letterlijke zin (wat is letterlijk als we het over ziel en verrijzenis hebben?; weegt een ziel inderdaad 19 of 21 gram?; mag het iets meer zijn?). In de lyrics van zijn song en de bijhorende video zie ik echter geen aanleiding om aan te nemen dat Bowie in de wederopstanding van zijn persoon geloofde. Waarom dan ‘Lazarus’? Misschien bedoelde Bowie enkel te zeggen dat hij na het maken van deze song+video zou sterven, en dat hij dan zou wederopstaan doordat hij met dit werk onze geesten nog enige tijd zou bezighouden. ¶
 
Wat jammer dat ik met dit prachtige weer – ijskoud en staalblauwe lucht, alles vervroren, wolkjes ademen, tintelende handen – moet gaan werken en dus een hele dag zal binnen zitten en geen rechtstreeks zonlicht zien. ¶