vrijdag 29 januari 2016

los ingeslagen 297 / droom # 77

8 januari 2002

Droom. Ik schilder twee aquarellen. Een portret van een vrouw en een kerkhof. Alles zeer fijn en kunstig. Op de aquarel met het kerkhof is achterin een bos te zien. Sommige van de bomen erin nemen de gedaante aan van olifanten. Er is ook een Italiaans landhuis te zien. En wie komt daar voorbij? André D.! (Die ik gisteren op mijn Paalbos-wandeling heb gezien.)

Nog een droomfragment (alles tussen kwart over zeven en kwart voor acht). ‘Thuis’ is een oud huis met oude kasten waarvan de laden proppensvol zijn. P. vindt alles terug in die laden. Sommige laden zijn leeg; het zijn mijn laden.

En nog een fragment. Ik zoek en vind het eerste deel van de Karl May-reeks voor T.. Maar mijn exemplaar is gehavend, de eerste bladzijden ontbreken; het begint pas met hoofdstuk VII.

*

J.M. Coetzee, In ongenade:

17:
'Je bent erg mooi,' zegt hij. 'Ik ga je uitnodigen om iets roekeloos te doen.' Hij raakt haar opnieuw aan. 'Blijf. Blijf vannacht bij me.'
Over de rand van haar kopje kijkt ze hem strak aan. 'Waarom?'
'Omdat je dat zou moeten doen.'
'Waarom zou ik dat moeten doen?'
'Waarom? Omdat de schoonheid van een vrouw niet van haar alleen is. Die is onderdeel van de overvloed die ze in de wereld meebrengt. Ze heeft de plicht die te delen.'

Maar tegenover de schoonheid van de vrouw, en haar plicht om die te delen, staat de al even onontkoombare lelijkheid van de ouder wordende man:

39:
Misschien heeft de jeugd het recht verschoond te blijven van de aanblik van ouderen in hun liefdeskramp. Daar zijn de hoeren per slot van rekening voor: om de vervoering van afstotelijke mannen te verdragen.

Ook niet opwekkend:
 
63: 
Hij houdt niet van vrouwen die geen moeite doen er aantrekkelijk uit te zien. […] Zijn hoofd is een asiel geworden voor oude gedachten die, armoedig en zonder emplooi, nergens anders heen kunnen. Hij zou ze eruit moeten jagen, de tent schoonvegen. Maar dat is hem te veel moeite, of te onbelangrijk.