22 januari 2016
vrijdag
PERMEABILITEIT
© rr |
Ik herlees, omdat ervan bij Marías sprake is, Kolonel Chabert van Honoré de Balzac. En
ik kan natuurlijk niet anders dan Balzacs schrijftechniek bewonderen: hoe hij
erin slaagt om het onaannemelijke, dat zich op bladzijde 26 voltrekt, namelijk
dat een ‘overledene’ zich aandient bij een jurist en daar verkondigt dat zijn
dood ‘een historisch feit’ is, aannemelijk te maken. Hij bereidt de terugkeer
uit het dodenrijk van zijn kolonel voor door de argeloze lezer op de bladzijden
daarvoor te bestoken met woorden en uitdrukkingen als ‘net een lijk’,
‘morsdood, ‘spookachtig’, ‘lijkkleurig’ ‘dodenmasker’ etcetera… Ja, op die
manier klinkt het niet als een volslagen absurditeit als daar opeens staat:
‘”Mijnheer,” zei de overledene, “het is u misschien bekend dat ik bij Eylau aan
het hoofd van een regiment cavaleristen stond. (…) Tot mijn ongeluk is mijn
dood een historisch feit, waarvan uitvoerig melding wordt gemaakt in Overwinningen en veroveringen.”’ Balzacs
Chabert is overigens niet alleen in De verliefden van Marías een cruciaal
verhaal, maar ook in Austerlitz van
W.G. Sebald, die net als Marías, die Sebald trouwens zeer goed kent, en daar
nooit een geheim van heeft gemaakt, de permeabiliteit van de grens tussen leven
en dood als een belangrijk thema heeft uitverkoren – een thema, opnieuw overigens,
dat hij zelf, Sebald dus, voor zeer velen met zijn onsterfelijke geschriften blijft
waarmaken. (Javier Marías, De verliefden,
W.G. Sebald, Austerlitz en Honoré de
Balzac, Kolonel Chabert) ¶