donderdag 28 januari 2016

& 39


DOEMDENKEN

Tegenwoordig lijkt het uiterst legitiem om zich van het morele ongemak te ontdoen dat door groene fatsoensrakkers en cultuurpessimisten wordt veroorzaakt. De milde omschrijving ‘fanatisme’ voor bijvoorbeeld het activisme van dierenbeschermers raakt stilaan ingeburgerd. Nog even en de term ‘ecofascisme’ slecht de laatste weerstanden.

De omstandigheid dat we in de laatste jaren van een eeuw en van een millennium leven, levert de pleitbezorgers van het status quo gratis koren op de molen. Doemdenken is typisch fin de siècle, hoor je dan. En het apocalyptische sfeertje dat omstreeks het jaar duizend heerste, verdween ook snel.

Professoren bewerken in bestsellers de publieke opinie met hun aanstekelijk optimisme. Voor elk milieuprobleem – als het volgens hen al bestaat natuurlijk – bedenkt de mens wel op tijd een oplossing.

Maar wat te denken van het individuele lijden van twee derden van de wereldbevolking, vraagt een televisiereporter. ‘Pech gehad, het leven bestaat uit een opeenvolging van momenten van lijden en van geluk’, antwoordt zo’n rasoptimist-met-leerstoel. De man loopt in vrijheid rond.

Meer sympathie heb ik voor de Nederlandse filosoof Cornelis Verhoeven. In zijn boek Een register hekelt hij de strategie achter het woord ‘doemdenken’.

‘De kwalificatie houdt eerder een psychologisch oordeel in dan een onderzoek naar de juistheid’, schrijft Verhoeven. ‘Het komt erop neer, dat we helemaal niet willen weten wat er in werkelijkheid aan de hand is, maar des te heviger willen dat alles leuk en gezellig blijft.’

Dit verscheen twintig jaar geleden in De Standaard van 29 januari 1996