zondag 24 januari 2016

vierenvijftig 105 / droom # 76


17 januari 2016

zondag

HALFAUTOMATISCH / DRAAIBOEK


Droom. Ik zit op de passagiersstoel naast een vrouw die ik niet ken. Ik bekijk haar spitse hoofd: grote, vooruitstekende neus, terugwijkende kin. Ik vind haar een mooie vrouw, ik schat haar iets jonger dan ikzelf ben. Ik weet niet waarheen zij mij voert. De besturing van de auto is halfautomatisch, blijkbaar, want soms haalt zij gewoon de handen van het stuur en kijkt zij mij aan terwijl wij praten, terwijl de auto gewoon verder rijdt. Of het is meer een glijden, eigenlijk, alsof wij aan een spoor zijn vastgeklonken. Ik ben verliefd op deze vrouw – dat gevoel overvalt me in alle hevigheid. Ik voel dat zij ook voor mij iets voelt. Waarover we praten en waarheen deze vrouw mij voert, dat is allemaal niet duidelijk – al staat het mij voor de geest dat onze bestemming ergens in de hoogte ligt, op een heuvel of berg. Ik maak mijn veiligheidsgordel los, buig mij naar de vrouw over en kus haar op de mond. ¶
© één
‘Je hoeft maar een blik te werpen op de kamer van degene die is verdwenen om te beseffen hoeveel er onderbroken is of in het niets is blijven hangen, hoeveel er in één ogenblik nutteloos en doelloos is geworden’ – ja, dat te lezen deed mij denken aan wat ik gisteren zag op televisie. In een van de rubriekjes van Iedereen beroemd gaat een meisje, camera op de schouder, een voor een de buren in haar straat af om hen te leren kennen. En zo kwam ze ook bij een alleenstaande man van tachtig jaar, die in dit leven kranig stand probeerde te houden (vanaf 2:45 in het filmpje). Hij was al zestien jaar weduwnaar en je kreeg niet de indruk dat zijn deur werd platgelopen. Hij vond het niet erg binnenkort te zullen sterven – al zag dat er nog niet meteen naar uit. ‘Ach, wat weet jij van het leven?’ zei hij vriendelijk tot het meisje dat zich over zijn uitspraak verbaasde. ‘Heb je kinderen? Ben je getrouwd? Heb je al een vriendje?’ Zij schudt telkenmale het hoofd. En dan staat die oude man recht, resoluut. Hij stapt naar een kast, haalt er een blauwe map uit. Hij weet dat dit uitgezonden zal worden op de televisie. ‘Kijk,’ zegt hij, ‘dit is voor mijn dochter. Als ik dood ben. Hierin staat wat ze moet doen, stap voor stap: gemeentedienst, begrafenisondernemer, adressenlijst, bankrekening, notaris, enzovoort.’ Ondertussen slaat hij de in plastic gevatte bladzijden van het draaiboek een voor een om. Ik kan het niet helpen, maar dit ontroert mij. Hevig. (Javier Marías, De verliefden, 86) ¶