LA GRANDE BELLEZZA / L'ART POUR L’ART
3 januari 2016
zondag
© La Grande Bellezza |
Notities, met potlood onder schemerlicht gemaakt op een los
blaadje papier tijdens het bekijken van de sublieme film La grande Bellezza (2013, Paolo Sorrentino): * Wat ben je met een
geraffineerde striptease in een wereld die niet meer geraffineerd is?, vraagt
de striptentuitbater zich af. * Vrouw tot man (verwijtend): ‘Je bent mysogien.’ Man repliceert: ‘Je moet niet
alles op jezelf betrekken. Ik ben alleen maar misantroop.’ * We zijn allemaal
wanhopig, dus kunnen we maar beter niet antipathiek doen tegen elkaar. * Een
toevallige ontmoeting in nachtelijk Rome met Fanny Ardant – die behalve dit in
de film niets komt doen. * A: ‘Proust schrijft ergens dat de dood hem diezelfde
namiddag zal aanraken.’ B: ‘Je moet die schrijvers niet zo au sérieux nemen.’
A: ‘Maar als ik hen niet au sérieux moet nemen, wie dan wel?’ ¶
Jan-Hendrik Bakker heeft het over de,
volgens hem, onhoudbaarheid van de l’art
pour l’art-attitude. Kunst is altijd op de maatschappij betrokken.
Kunstenaars die stellen dat hun esthetisch ideaal los van elke ethiek staat,
dwalen en zullen hun standpunt nooit lang kunnen volhouden. Oké, maar ik stel
mij de vraag: als kunst per definitie maatschappijbetrokken is, wat is dan
‘vandaag de dag’ haar impact? In welke mate is een artistiek overgebrachte
ideologie nog in staat om de ‘massa’ te bereiken, laat staan om de geesten in
beweging te brengen en eventueel zelfs tot een andere opvatting te overtuigen? Het
loont de moeite om zich eens bij elke kunstdiscipline deze vraag te stellen, en
bovendien ook eens een poging te doen om zich voor te stellen hoe het pakweg
honderd jaar geleden was. Kan literatuur de geesten nog in beweging brengen? Ik
dacht het niet. Relevante letterkunde is in grote mate gemarginaliseerd. Hetzelfde
geldt, op enkele uitzonderingen na, voor film. Muziek? Voor zover muziek al
ideologisch kon zijn (wat ik betwijfel), is zij nu ofwel volslagen
ontoegankelijk geworden door de complete versnippering, ofwel gaat zij op in
een geestdodende repetitieve beat, die nu net het denken en de bewustwording lijkt
te willen uitsluiten. Beeldende kunst? Ach, het incident onlangs met een
kuisploeg die in een museum een kunstwerk voor afval hield en het dan ook als
afval behandelde, spreekt boekdelen. De mensen hebben er meer dan hun buik van
vol, van die conceptuele installaties. Fotografie? Lastig hoor, om in een
omgeving die vergeven is van de beelden nog een pregnante prent te propageren.
Architectuur? Architectuur is vroeger zeker ideologisch geweest, maar de enige
ideologie die architectuur nu nog uitstraalt is die van het spaarzaam
functionalisme en, in het beste geval, van ecologische duurzaamheid. In dat
opzicht, ja, is architectuur misschien nog een van de kunstvormen die het meest
in staat is om ideeën te verspreiden en het volk op te voeden. Theater? Ach, hoe
klein is de minderheid die naar het (intellectueel) theater gaat? Dat is toch
een zeer kleine minderheid, die bovendien niet meer hoeft te worden overtuigd.
In het algemeen – en ik besef dat ik hier wellicht kort door de bocht ga, maar
dat moet dan maar voor de duidelijkheid – geldt voor alle disciplines dat
moralisme en expliciete ideologie hebben afgedaan en dat subsidiëringsmechanismen
en commercialisering de al te lastige en moeilijke uitschieters hebben
afgetopt. Op die manier is de kunst dan toch weer, zij het op een andere manier
dan in het decadente fin-de-siècle van de voorvorige eeuw, in een l’art pour l’art-modus aanbeland. (Jan-Hendrik
Bakker, In stilte) ¶