zondag 10 januari 2016

vierenvijftig 91


LA GRANDE BELLEZZA / L'ART POUR L’ART

3 januari 2016

zondag

© La Grande Bellezza
Notities, met potlood onder schemerlicht gemaakt op een los blaadje papier tijdens het bekijken van de sublieme film La grande Bellezza (2013, Paolo Sorrentino): * Wat ben je met een geraffineerde striptease in een wereld die niet meer geraffineerd is?, vraagt de striptentuitbater zich af. * Vrouw tot man (verwijtend): ‘Je bent mysogien.’ Man repliceert: ‘Je moet niet alles op jezelf betrekken. Ik ben alleen maar misantroop.’ * We zijn allemaal wanhopig, dus kunnen we maar beter niet antipathiek doen tegen elkaar. * Een toevallige ontmoeting in nachtelijk Rome met Fanny Ardant – die behalve dit in de film niets komt doen. * A: ‘Proust schrijft ergens dat de dood hem diezelfde namiddag zal aanraken.’ B: ‘Je moet die schrijvers niet zo au sérieux nemen.’ A: ‘Maar als ik hen niet au sérieux moet nemen, wie dan wel?’ ¶

Jan-Hendrik Bakker heeft het over de, volgens hem, onhoudbaarheid van de l’art pour l’art-attitude. Kunst is altijd op de maatschappij betrokken. Kunstenaars die stellen dat hun esthetisch ideaal los van elke ethiek staat, dwalen en zullen hun standpunt nooit lang kunnen volhouden. Oké, maar ik stel mij de vraag: als kunst per definitie maatschappijbetrokken is, wat is dan ‘vandaag de dag’ haar impact? In welke mate is een artistiek overgebrachte ideologie nog in staat om de ‘massa’ te bereiken, laat staan om de geesten in beweging te brengen en eventueel zelfs tot een andere opvatting te overtuigen? Het loont de moeite om zich eens bij elke kunstdiscipline deze vraag te stellen, en bovendien ook eens een poging te doen om zich voor te stellen hoe het pakweg honderd jaar geleden was. Kan literatuur de geesten nog in beweging brengen? Ik dacht het niet. Relevante letterkunde is in grote mate gemarginaliseerd. Hetzelfde geldt, op enkele uitzonderingen na, voor film. Muziek? Voor zover muziek al ideologisch kon zijn (wat ik betwijfel), is zij nu ofwel volslagen ontoegankelijk geworden door de complete versnippering, ofwel gaat zij op in een geestdodende repetitieve beat, die nu net het denken en de bewustwording lijkt te willen uitsluiten. Beeldende kunst? Ach, het incident onlangs met een kuisploeg die in een museum een kunstwerk voor afval hield en het dan ook als afval behandelde, spreekt boekdelen. De mensen hebben er meer dan hun buik van vol, van die conceptuele installaties. Fotografie? Lastig hoor, om in een omgeving die vergeven is van de beelden nog een pregnante prent te propageren. Architectuur? Architectuur is vroeger zeker ideologisch geweest, maar de enige ideologie die architectuur nu nog uitstraalt is die van het spaarzaam functionalisme en, in het beste geval, van ecologische duurzaamheid. In dat opzicht, ja, is architectuur misschien nog een van de kunstvormen die het meest in staat is om ideeën te verspreiden en het volk op te voeden. Theater? Ach, hoe klein is de minderheid die naar het (intellectueel) theater gaat? Dat is toch een zeer kleine minderheid, die bovendien niet meer hoeft te worden overtuigd. In het algemeen – en ik besef dat ik hier wellicht kort door de bocht ga, maar dat moet dan maar voor de duidelijkheid – geldt voor alle disciplines dat moralisme en expliciete ideologie hebben afgedaan en dat subsidiëringsmechanismen en commercialisering de al te lastige en moeilijke uitschieters hebben afgetopt. Op die manier is de kunst dan toch weer, zij het op een andere manier dan in het decadente fin-de-siècle van de voorvorige eeuw, in een l’art pour l’art-modus aanbeland. (Jan-Hendrik Bakker, In stilte) ¶