dinsdag 12 januari 2016

Jacques Demy, Les parapluies de Cherbourg

Als het goed gedaan is, wordt álles mogelijk. Dat, onder meer, is wat ik van Les parapluies de Cherbourg (1964) zal onthouden. Het is even schrikken, nochtans, wanneer blijkt dat de personages hun tekst niet zeggen maar zingen! En dat doen ze de hele film lang. Voortdurend is er die musicalachtige muziek, vrij onopvallend, met daarop een tekst, tegen het parlando aan, niet op rijm gezet: gewoon een scripttekst, maar dan gezongen. Soms enerveert het, maar meestal komt het zeer natuurlijk over en op den duur let je er niet meer op. En dan kan het dat je aanvaardt dat de moeder zingt (altijd in het Frans natuurlijk): ‘Geneviève, vraag aan meneer welk artikel hij kiest’ (er is een klant in de parapluwinkel), of dat Geneviève (een nog zeer jonge Catherine Deneuve) zingt: ‘Let op, mijn jurk steekt nog vol spelden’, of iemand anders dan weer: ‘Ik had andere schoenen moeten aantrekken’.

Het is een eenvoudig verhaal van liefde, verwachting, trouw, teleurstelling. Les choses de la vie. Dáár is het niet in de eerste plaats om te doen. Neen, het gaat om die muziek, en ook: om het grafische. De kleuren. Al meteen bij de begingeneriek weet je dat je iets bijzonders gaat zien. Een camera filmt verticaal neerwaarts een choreografie van passanten die elk onder een kleurige paraplu verborgen in verschillende richtingen over een straat van grijs-glimmende kasseien stappen. En dan blijkt de hele film een feest van kleuren; werkelijk elk decordetail zit in de verf; de interieurs zijn staalkaarten van kleurakkoorden; de kleren, de juwelen… Of neem de drankjes die Guy en Geneviève, verliefd naast elkaar zittend in een café, drinken: zij een rood portootje, hij een gifgroene anisette. Die kleurenharmonie wordt veel later in de film afgezet tegen de kleurloosheid van de vin blanc sec die Guy, eenzaam nu, bestelt in datzelfde café, waar hij, tegenover hún tafeltje gezeten, mijmert over de tijd toen hij wel nog een toekomst met haar had. Ook de auto’s hebben kleuren. Zo vrolijk, dat het zwart van de Mercedes waarin Geneviève trouwt en later ook nog eens naar Cherbourg terugkeert, daar fel tegen afsteekt. Het zwart staat, tegenover de tinteling van de liefde en de vrolijkheid van de jeugd, voor de echtelijke trouw, de vaderlijke verantwoordelijkheid, de ernstige berekeningen die het leven in een boekhoudkundige aangelegenheid veranderen waarin de definitieve keuzes al zijn gemaakt. Wat die auto’s betreft, toch nog dit. Het verhaal speelt grotendeels in 1958-1959. De film is gemaakt in 1963. Toen bestonden de modellen R4 en Simca 1000 al, ze rijden dan ook rond in de film – maar dat was niet het geval in 1958: beide modellen werden pas vanaf 1961 geproduceerd!

Les parapluies de Cherbourg is een speelse film, vol ironie. Zo heeft Guy in de garage waar hij werkt een collega die liever naar de cinema gaat dan naar de opera want dat vindt hij maar raar: ‘Ze zingen daar voortdurend!’ Of neem de moeder, die haar dochter Geneviève probeert te troosten: ‘Stil maar, on ne meurt d’amour qu’au cinéma’. Of Geneviève die de appel weigert die haar moeder haar aanbiedt, een halfuur nadat ze zich door Guy heeft laten ontmaagden en bezwangeren. Of Geneviève die haar moeder gebrek aan inlevingsvermogen verwijt: ‘Tu parles de lui comme tu parle d’un parapluie’.

Dit verhaal van liefde en kleur en muziek speelt in de havenstad Cherbourg, dat in de Tweede Wereldoorlog een belangrijke rol speelde. Het doet mij denken aan een andere nouvelle vague-film die ik onlangs zag: Alain Resnais, Muriel ou le temps d’un retour (1963). Daar spelen de oorlog, en meerbepaald de oorlog in Algerije, een veel grotere rol. In Les parapluies is het conflict Algerije ook aanwezig, maar veel minder als een sombere schaduw. Guy moet onder de wapens en spreekt in zijn brieven een paar keer van dreiging. Naar de Tweede Wereldoorlog wordt heel even verwezen met een decorstuk: in het stationsbuffet waar Geneviève afscheid neemt van Guy hangen toeristische affiches van de Provence en Corsica, maar ook een van Vichy.